Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Gery Bruneel

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

Gery Bruneel (Kemmel, 17 februari 1937) is een Belgisch trombonist, militair musicus, docent hoger muziekonderwijs, leraar en directeur deeltijds kunstonderwijs, dirigent.

Levensloop, opleiding en vorming

Bruneel is van 1949 tot 1952 leerling aan de stedelijke muziekacademie van Ieper waar hij tijdens het prijsuitreikingsconcert in 1952 als laureaat trombone Pièce concertante van Fernand Rogister vertolkt. Tussen 1950 en 1956 is hij lid van de Kon. Harmonie Ypriana.

Op prille leeftijd wordt hij na examen als trombonist aangeworven bij de muziekkapel van de Vierde Brigade (1954), de latere Eerste Infanteriedivisie (1957) in Duitsland met als kapelmeesters achtereenvolgens Gaston Devenijns (1954) en Yvon Ducène (1957). Hij blijft er tot eind 1960.

Het sporen van Soest naar Gent, waar hij aan het Kon. Conservatorium studeert, leidt tot eerste prijzen notenleer (1955, Julien Mestdagh), transpositie met grote onderscheiding (1958, Gaston Hespel), trombone met onderscheiding (1958, Georges Vanhoutte) en tuba (1960, Georges Vanhoutte). De geprogrammeerde composities voor trombone zijn van Eugène Bigot, Joseph Jongen, Paul Bonneau, Henri Büsser en Léon Delcroix; voor tuba van Gabriel Pierné, Albert Dupuis, Joseph Jongen, Mathieu Debaar en Wolfgang Amadeus Mozart.

Na examen stapt hij in 1961 over naar de muziekkapel van de Gidsen in Brussel, eerst als tenortubaïst en vanaf 1963 als bastrombonist, dit o.l.v. Karel Torfs en alweer Yvon Ducène (1962). Hij combineert die opdracht met die van solist bij het orkest van de Opéra Royal de Liège met Marcel Désiron als dirigent (1960-1964). Zijn militaire carrière sluit hij af in 1975.

Intussen voegt hij nog drie eerste prijzen met onderscheiding aan zijn palmares toe: geschreven harmonie (1965, Jeanne Vignery) met toekenning van de Prijs Martin Lunssens, contrapunt (1968) en fuga (1969), allebei bij Julien Mestdagh.

Als freelancetrombonist treedt hij op met het Kamerorkest van de BRT, het Symfonieorkest van de RTB, het Nationaal Orkest van België en het Koperensemble Theo Mertens. Tevens verleent hij zijn medewerking aan de première van Psalm XVIII van Albert Delvaux in de Gentse Sint-Baafskathedraal (1965) en aan de uitvoering van Orfeo naar aanleiding van de Monteverdi-herdenking onder leiding van Raymond Leppard in het Paleis voor Schone Kunsten (1967), beide in een organisatie van het Festival van Vlaanderen.

Bruneel verdient ook zijn sporen als dirigent. Bij de provinciale muziektoernooien West-Vlaanderen loodst hij de Kon. Muziekvereniging/Fanfare “De Leiezonen” uit Desselgem (1963-1974) van derde over tweede (1969) naar eerste afdeling (1972) en met de Kon. Harmonie “Vermaak na Arbeid” uit Tielt (1966-1976) doet hij dit in 1970 en 1973 over, altijd bekroond met een ereprijs.

Onderwijs

Het secundair muziekonderwijs

In 1964 wordt hij leraar aan de vrije, later gemeentelijke muziekschool van Waregem (–1971). Vanaf 1966 krijgt hij een complementaire lesopdracht aan het filiaal Desselgem, opgericht op initiatief van ondernemer André Anckaert, toenmalig voorzitter van de lokale fanfare en lid van de commissie van toezicht. Bovendien wordt hij leraar koper aan de gemeentelijke muziekschool van Geraardsbergen (1965-1970) en aan de stedelijke muziekacademie van Tielt (1968–1970).

De slagroom op de taart is in 1970 zijn benoeming tot directeur van de vzw vrije muziekschool te Veurne, die al in 1971 stedelijke muziekschool wordt en in 1982 promoveert tot stedelijke academie voor muziek & woord. Zijn plannen en ideeën leiden tot de oprichting van het Symfonisch Jeugdorkest (1975), de Vriendenkring Legato (1980), de filialen Koksijde met de wijkklas Oostduinkerke (1972), Nieuwpoort (1977) en De Panne (1995). Intussen is Bruneel aangesteld als lid van de ministeriële adviescommissie (1985-1997) die o.m. de hervorming van het secundair muziekonderwijs met beperkt leerplan tot deeltijds kunstonderwijs (DKO) voorbereidt. Bij manier van test van het pedagogische project wordt de academie van Veurne in 1988 uitgekozen als experimenteerschool. Anno 1997, het jaar waarin hij met pensioen gaat, vindt ter gelegenheid van 25 jaar stedelijke academie een jubileumconcert plaats.

Het hoger muziekonderwijs

Dit facet van zijn loopbaan start in 1970 aan het Koninklijk conservatorium van Gent als lesgever contrapunt (–1973). Hij verlaat deze instelling om leraar alt-, tenor- en bastrombone plus tenor- en bastuba te worden aan het Koninklijk conservatorium van Brussel (1974-1997). Bij de integratie van het Koninklijk Conservatorium in de Erasmushogeschool Brussel anno 1995 wordt hij er docent. Toch verzoekt men hem voor het academiejaar 1979-1980 het leraarschap contrapunt en fuga waar te nemen. De alumni zijn componisten, dirigenten en academiedirecteuren als Willy Soenen voor contrapunt en Jean-Paul Byloo, Johan Delaere en Roland Peelman voor fuga.

In Brussel heten de afgestudeerden met een hoger diploma tenortrombone: Jozef Janssens (1978 – Opera voor Vlaanderen-Antwerpen/directeur Tienen), Luc Stroeykens (1979 – muziekkapel Luchtmacht), Willy Opsteyn (1985 – leraar DKO/dirigent), Frans Lauwers (1987 – muziekkapel Gidsen/dirigent), Kurt Callebert (1989 – muziekkapel Gidsen/Marine), Dirk Decae (1990 – muziekkapel Luchtmacht/leraar muzikale opvoeding/dirigent) en Wim Devos (1994 – leraar DKO). De eerste prijzen zijn: Roger Robberechts (1978 – leraar/dirigent), Bernard Cosaert (1979 – leraar DKO/dirigent/componist), Geert De Praetere (1980 – directeur Oudenaarde/componist), Hubert Vervloesem (1981 – Opera voor Vlaanderen-Gent/leraar DKO), Kris Derous (1982 – zelfstandige/dirigent), Filip Verbeure (1985 – muziekkapel Rijkswacht/Luchtmacht), André Driesen (1990 – leraar/dirigent), en Jan Vandecaetsbeek (1993 – directeur Maaseik/dirigent).
Voor bastrombone wordt het hoger diploma binnengehaald door Johan Van Iseghem (1978 – Opera voor Vlaanderen-Antwerpen), de eerste prijs door Werner Duwé (1986 – director Buffet Group Brass Department/jazz). Het hoger diploma tenortuba wordt in de wacht gesleept door Noël Nozy (1990 – muziekkapel Gidsen/dirigent), de eerste prijzen naar Karel Van Wijnendaele (1981 – muziekkapel Gidsen/leraar), Rik Bonny (1983 – muziekkapel Marine/dirigent), Didier Heggerick (1986 – muziekkapel Rijkswacht/Gidsen/freelancer), Jan De Bondt (1989 – dirigent), Georges Moreau (1991 – leraar DKO/dirigent/arrangeur) en Annick Verboven (1992 – freelancer).
Het hoger diploma bastuba wordt toegekend aan Bart Van der Cruys (1995 – dirigent/freelancer) en de eerste prijs aan Hugo Matthijsen (1980 – Brussels Philharmonic Orchestra).

In 1983 wordt Bruneel vereremerkt met de nationale onderscheiding van ridder in de Kroonorde.

Bibliografie

  • Defoort, A. (red.), Bruneel, Gery, in: Lexicon van de muziek in West-Vlaanderen, dl. 3, Brugge, 2002, p. 55;
  • Billiet, J., Van Feestpaleis tot Lakenmarkt – 80 jaar muziekonderwijs in Tielt, Tielt, 2003, p. 147-148;
  • Declercq, A. e.a., 175 jaar muziekonderwijs Ieper, Ieper, 2012, p. 91.
rel=nofollow