Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Gebruiker:O/ Evolutie volgens Rudolf Steiner: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Antroposofische_evolutieleer&oldid=44515519 11 jul 2015)
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Antroposofische_evolutieleer&oldid=47372255 30 aug 2016)
Regel 1: Regel 1:
De '''antroposofische evolutieleer'''<ref>Anthroposophie in Deutschland. Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis 1884–1945. 2 Bände. Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen 2007, p.636</ref> is gebaseerd op de ideeën van de [[Oostenrijk]]se [[Esoterie|esotericus]] [[Rudolf Steiner]] (1861-1925). Steiners evolutieleer is een belangrijke spil van de [[antroposofie]] en onderbouwt de filosofische visie van verscheidene antroposofische werkvelden:  het [[antroposofie|antroposofisch onderwijs]]<ref>Denominatie antroposofisch onderwijs - [http://www.onderwijsinspectie.nl/zoek-en-vergelijk?zoekterm=vrije+school Onderwijsinspectie.nl]</ref> ([[Vrijeschoolonderwijs|steiner-, waldorf- of vrijescholen]]), de [[biologisch-dynamische landbouw]], [[De Christengemeenschap]], de [[heilpedagogie]], de [[euritmie]] en de [[antroposofische geneeskunde]].<ref>Helmut Zander, Anthroposophie in Deutschland – Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis 1884–1945, Vandenhoeck & Ruprecht 2007</ref>
De '''antroposofische evolutieleer'''<ref>Anthroposophie in Deutschland. Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis 1884–1945. 2 Bände. Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen 2007, p.636</ref> is gebaseerd op de ideeën van de [[Oostenrijk]]se [[Esoterie|esotericus]] [[Rudolf Steiner]].  


== Creationisme ==
== Creationisme ==
[[File:Schema antroposofische evolutieleer.gif|thumb|Menschheitsentwickelung und Christus-Erkenntnis, Rudolf Steiner, GA 100]]
[[File:Schema antroposofische evolutieleer.gif|thumb|Menschheitsentwickelung und Christus-Erkenntnis, Rudolf Steiner, GA 100]]
De antroposofische evolutieleer behoort tot de stroming van het [[creationisme]], waarin wordt gesteld dat mens en aarde zijn geschapen door een of meerdere geestelijke wezens. In de antroposofie wordt de mens, als uit de kosmos neergedaalde geest, gezien als beginpunt van de evolutie, waarna zich zogenaamde lagere levensvormen van de mens afscheidden.<ref>Rudolf Steiner, Menschheitsentwickelung und Christus-Erkenntnis, GA 100, Rudolf Steiner Verlag 1981</ref><ref>[http://www.ruhrbarone.de/wp-content/uploads/2012/11/steiner-tafel-S.247-580.jpg (afbeelding)]</ref> Dit aspect van Steiners visie op evolutie werd sterk beïnvloed door de [[Wet_van_Haeckel|retardatietheorie]] van [[Ernst Haeckel]](1834-1919).<ref>S. Blancke, Wetenschap naar antroposofisch believen, Wonder en is gheen wonder 3, 2004</ref>De belangrijkste invloed op de vorming van Steiners evolutieleer kwam van de [[occult]]iste en [[theosofie|theosofe]] [[Helena Blavatsky|Madame Blavatsky]] (1831-1891).<ref>Helmut Zander, Anthroposophie in Deutschland – Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis 1884–1945, Vandenhoeck & Ruprecht 2007</ref><ref>P. Staudenmaier, Between occultism and racism, Anthroposophy and the politics of race and nation in Germany and Italy 1900-1945, dissertatie Cornell University, 2010</ref>  
De antroposofische evolutieleer behoort tot de stroming van het [[creationisme]], waarin wordt gesteld dat mens en aarde zijn geschapen door een of meerdere geestelijke wezens. In de antroposofie wordt de mens, als uit de kosmos neergedaalde geest, gezien als beginpunt van de evolutie, waarna zich zogenaamde lagere levensvormen van de mens afscheidden (zie de nevenstaande afbeelding).<ref>Rudolf Steiner, Menschheitsentwickelung und Christus-Erkenntnis, GA 100, Rudolf Steiner Verlag 1981</ref> Dit aspect van Steiners visie op evolutie werd sterk beïnvloed door de [[Wet_van_Haeckel|recapitulatietheorie]] van [[Ernst Haeckel]] (1834-1919).<ref>S. Blancke, Wetenschap naar antroposofisch believen, Wonder en is gheen wonder 3, 2004</ref> De belangrijkste invloed op de vorming van Steiners evolutieleer kwam van de [[occult]]iste en [[theosofie|theosofe]] [[Helena Blavatsky|Madame Blavatsky]] (1831-1891).<ref name="antrophosophie in deutschland">Helmut Zander, Anthroposophie in Deutschland – Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis 1884–1945, Vandenhoeck & Ruprecht 2007</ref><ref>P. Staudenmaier, Between occultism and racism, Anthroposophy and the politics of race and nation in Germany and Italy 1900-1945, dissertatie Cornell University, 2010</ref>  


In antroposofische kringen bekende onderzoekers op het gebied van de antroposofische evolutieleer zijn [[Herman Poppelbaum]] (1891-1919),<ref>H. Poppelbaum, Mens en dier, Vrije Geestesleven 1973 (Mensch und Tier, Goetheaneum 1928)</ref> [[Wolfgang Schad]] (1935-)<ref>W. Schad, Man and Mammals – Toward a biology of form, Waldorf Press Adelphi University, NY 1977 (Säugetiere und Mensch – Zur Gestaltbiologie von Gesichtspunkt der Dreigliederung, Freies Geistesleben 1971)</ref> en [[Jos Verhulst (wetenschapper)|Jos Verhulst]] (1949-).<ref>J. Verhulst, Der Erstgeborene Mensch und höhere Tiere in der Evolution, Freies Geistesleben 1999</ref>
In antroposofische kringen bekende onderzoekers op het gebied van de antroposofische evolutieleer zijn [[Herman Poppelbaum]] (1891-1919),<ref>H. Poppelbaum, Mens en dier, Vrije Geestesleven 1973 (Mensch und Tier, Goetheaneum 1928)</ref> [[Wolfgang Schad]] (1935-)<ref>W. Schad, Man and Mammals – Toward a biology of form, Waldorf Press Adelphi University, NY 1977 (Säugetiere und Mensch – Zur Gestaltbiologie von Gesichtspunkt der Dreigliederung, Freies Geistesleben 1971)</ref> en [[Jos Verhulst (wetenschapper)|Jos Verhulst]] (1949-).<ref>J. Verhulst, Der Erstgeborene Mensch und höhere Tiere in der Evolution, Freies Geistesleben 1999</ref>
Regel 13: Regel 13:
== Planeten als levende wezens ==
== Planeten als levende wezens ==
[[File:Planetaire ontwikkelingsfasen volgens de antroposofische evolutieleer.jpg|thumb|Oude Saturnus - Oude Zon - Oude Maan - Aarde, Bordtekening uit GA 354]]
[[File:Planetaire ontwikkelingsfasen volgens de antroposofische evolutieleer.jpg|thumb|Oude Saturnus - Oude Zon - Oude Maan - Aarde, Bordtekening uit GA 354]]
Doordat hoge geestelijke wezens op de planeetsferen inwerken, aldus Steiner, ontstaan krachtenwerkingen die voor [[evolutie]] zorgen. Dit gaat echter in periodes van rust en activiteit, waarbij de rustperiodes, gelegen tussen twee planetaire stadia, worden gezien als het zich terugtrekken van de hogere geesten om zich in de geestelijke wereld voor te bereiden op een volgende evolutieactiviteit. Hier ontstaat een gelijkenis met Steiners reïncarnatiegedachte, die erop neerkomt dat na het sterven (uittreden) de geestelijke kern van de mens zich terugtrekt in hogere regionen om zich voor te bereiden op een nieuw leven ([[reïncarnatie]]). Steiner sprak dan ook over de planeten als levende wezens of organismes. Die wezens leven in [[symbiose]] met hun bewoners, wat betekent dat planeet en bewoners een gelijklopende ontwikkeling doormaken.<ref>R. Steiner, Wetenschap van de geheimen der ziel, W. de Haan 1924</ref>
Doordat hoge geestelijke wezens op de planeetsferen inwerken, aldus Steiner, ontstaan krachtenwerkingen die voor [[evolutie]] zorgen. Dit gaat echter in periodes van rust en activiteit, waarbij de rustperiodes, gelegen tussen twee planetaire stadia, worden gezien als het zich terugtrekken van de hogere geesten om zich in de geestelijke wereld voor te bereiden op een volgende evolutieactiviteit. Hier ontstaat een gelijkenis met Steiners reïncarnatiegedachte, die erop neerkomt dat na het sterven (uittreden) de geestelijke kern van de mens zich terugtrekt in hogere regionen om zich voor te bereiden op een nieuw leven ([[reïncarnatie]]). Steiner sprak dan ook over de planeten als levende wezens of organismes. Die wezens leven in [[symbiose]] met hun bewoners, wat betekent dat planeet en bewoners een gelijklopende ontwikkeling doormaken.<ref name="wetenschap van de geheimen der ziel">R. Steiner, Wetenschap van de geheimen der ziel, W. de Haan 1924</ref>


== Ontstaan van de mens ==
== Ontstaan van de mens ==


Volgens Steiner is op de oude [[Saturnus_(astrologie)|Saturnus]], een chaotische warmtemassa, de kiem van het fysieke lichaam gelegd. Deze eerste aanleg voor het fysieke lichaam is echter in niets te vergelijken met wat wij daar nu onder verstaan. In het stadium van de oude Zon begint deze warmtemassa, dit warmtelichaam, zich nog meer te verdichten totdat het een lucht- of gasvorm heeft. Steiner noemde dit de vorming van het etherisch lichaam, wat de ‘zonnewezens’ een bewustzijn gelijkend op dat van planten schenkt. Na het zonnestadium volgt het maanstadium. Op de oude Maan wordt de op de oude Zon gevormde gasvorm getransformeerd tot een waterachtig lichaam, het [[astraallichaam]] genoemd. De maanwezens komen in deze fase tot een droombewustzijn. In de huidige planeetsfeer, die van de aarde, verdicht het lichaam zich tot zijn huidige staat en krijgt de mens waakbewustzijn. Volgens de antroposofische leer incarneert het ‘ik’, de individuele geest, wat de mogelijkheid schept tot zelfstandig denken. Na het indalen van het ‘ik’ kan er gesproken worden over een mens.<ref>R. Steiner, Wetenschap van de geheimen der ziel, W. de Haan 1924</ref>
Volgens Steiner is op de oude [[Saturnus_(astrologie)|Saturnus]], een chaotische warmtemassa, de kiem van het fysieke lichaam gelegd. Deze eerste aanleg voor het fysieke lichaam is echter in niets te vergelijken met wat wij daar nu onder verstaan. In het stadium van de oude Zon begint deze warmtemassa, dit warmtelichaam, zich nog meer te verdichten totdat het een lucht- of gasvorm heeft. Steiner noemde dit de vorming van het etherisch lichaam, wat de ‘zonnewezens’ een bewustzijn gelijkend op dat van planten schenkt. Na het zonnestadium volgt het maanstadium. Op de oude Maan wordt de op de oude Zon gevormde gasvorm getransformeerd tot een waterachtig lichaam, het [[astraallichaam]] genoemd. De maanwezens komen in deze fase tot een droombewustzijn. In de huidige planeetsfeer, die van de aarde, verdicht het lichaam zich tot zijn huidige staat en krijgt de mens waakbewustzijn. Volgens de antroposofische leer incarneert het ‘ik’, de individuele geest, wat de mogelijkheid schept tot zelfstandig denken. Na het indalen van het ‘ik’ kan er gesproken worden over een mens.<ref name="wetenschap van de geheimen der ziel" />


=== Vierledig mensbeeld ===
=== Vierledig mensbeeld ===
Regel 34: Regel 34:
Steiner gaf aan wanneer volgens hem de eerste mens of mensheid verscheen:  
Steiner gaf aan wanneer volgens hem de eerste mens of mensheid verscheen:  


{{citaat|Men moet voor ogen houden dat men aan het einde van de Atlantische tijd met drie soorten mensachtige wezens te maken had ... de volgende mededelingen hebben betrekking op de overgang van het vierde wortelras [Atlantisch] naar het vijfde wortelras [Arisch].|R. Steiner, Aus der Akasha Chronik<ref>R. Steiner, Aus der Akasha Chronik, Rudolf Steiner Verlag 1986</ref>}}   
{{citaat|Men moet voor ogen houden dat men aan het einde van de Atlantische tijd met drie soorten mensachtige wezens te maken had ... de volgende mededelingen hebben betrekking op de overgang van het vierde wortelras [Atlantisch] naar het vijfde wortelras [Arisch].|R. Steiner, Aus der Akasha Chronik<ref name="aus der akasha chronik">R. Steiner, Aus der Akasha Chronik, Rudolf Steiner Verlag 1986</ref>}}   


Steiner wist te vertellen dat uit één groep van drie mensachtige groepen een nieuw "[[rassenleer|wortelras]]" voortkwam dat tot de hedendaagse mensheid behoort. De op aarde ontstane wortelrassen worden ingedeeld in tijdvakken: [[Polaris]], [[Hyperborea]], [[Lemuria (continent)|Lemurië]], [[Atlantis (eiland)|Atlantis]] en na-Atlantis (of Arisch tijdvak). [[Ariërs]] ontstonden dus in de overgang van het vierde naar het vijfde wortelras. Steiner beweerde dat een groot leider, in de esoterische literatuur bekend als [[Manu (mythologie)|Manu]], uit de derde groep Atlantiërs er een aantal uitkoos om de nieuwe mensheid vorm te geven. Volgens Steiner is Manu de stamvader van de hedendaagse mens, die volgens de mythe zijn volk redt van de [[zondvloed]].
Steiner wist te vertellen dat uit één groep van drie mensachtige groepen een nieuw "[[rassenleer (theosofie)|wortelras]]" voortkwam dat tot de hedendaagse mensheid behoort. De op aarde ontstane wortelrassen worden ingedeeld in tijdvakken: [[Polaris]], [[Hyperborea]], [[Lemuria (continent)|Lemurië]], [[Atlantis (eiland)|Atlantis]] en na-Atlantis (of Arisch tijdvak). [[Ariërs]] ontstonden dus in de overgang van het vierde naar het vijfde wortelras. Steiner beweerde dat een groot leider, in de esoterische literatuur bekend als [[Manu (mythologie)|Manu]], uit de derde groep Atlantiërs er een aantal uitkoos om de nieuwe mensheid vorm te geven. Volgens Steiner is Manu de stamvader van de hedendaagse mens, die volgens de mythe zijn volk redt van de [[zondvloed]].


== Atlantische tijdvak ==
== Atlantische tijdvak ==
Regel 54: Regel 54:
== Steiners bronnen ==
== Steiners bronnen ==


Waar Steiner zijn waarnemingen over Atlantis haalde, benadrukte hijzelf in het voorlaatste hoofdstuk van de [[Akashakroniek]]. Men zou volgens hem het verdwenen continent ‘[[helderziend]] kunnen onderzoeken’ en dan kunnen zien dat ‘Atlantis zich ergens als landmassa bevond en een groot gebied bestreek van wat nu de [[Atlantische Oceaan]] is waar onze voorvaderen in een nevelland leefden’ en ‘deze feiten door zuiver bovenzinnelijke waarneming zijn bekomen’.<ref>R. Steiner, Aus der Akasha Chronik, Rudolf Steiner Verlag 1986</ref> En het was de grote mensheidsleider die zijn volk uit de nevelen van Atlantis leidde en zo voorkwam dat ze ten onder gingen. De mythologische Manu was volgens Steiner en gelijkgezinden ontegensprekelijk een historische figuur, afkomstig van een mythologisch eiland dat is verdwenen zonder een spoor na te laten.
Waar Steiner zijn waarnemingen over Atlantis haalde, benadrukte hijzelf in het voorlaatste hoofdstuk van de [[Akashakroniek]]. Men zou volgens hem het verdwenen continent ‘[[helderziend]] kunnen onderzoeken’ en dan kunnen zien dat ‘Atlantis zich ergens als landmassa bevond en een groot gebied bestreek van wat nu de [[Atlantische Oceaan]] is waar onze voorvaderen in een nevelland leefden’ en ‘deze feiten door zuiver bovenzinnelijke waarneming zijn bekomen’.<ref name="aus der akasha chronik" /> En het was de grote mensheidsleider die zijn volk uit de nevelen van Atlantis leidde en zo voorkwam dat ze ten onder gingen. De mythologische Manu was volgens Steiner en gelijkgezinden ontegensprekelijk een historische figuur, afkomstig van een mythologisch eiland dat is verdwenen zonder een spoor na te laten.


Volgens de Duitse historicus Helmut Zander haalde Steiner zijn ideeën over Atlantis onder andere uit de science-fictionroman ''The coming race'' van [[Edward Bulwer-Lytton]].<ref>Helmut Zander, Anthroposophie in Deutschland – Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis 1884–1945, Vandenhoeck & Ruprecht 2007</ref>  
Volgens de Duitse historicus Helmut Zander haalde Steiner zijn ideeën over Atlantis onder andere uit de science-fictionroman ''The coming race'' van [[Edward Bulwer-Lytton]].<ref name="antrophosophie in deutschland" />  


== Toekomstige evolutie ==
== Toekomstige evolutie ==


In de fasen na de aardeontwikkeling (Jupiter, Venus en Vulcanus) worden de vier bekomen lichamen nog meer vergeestelijkt. Deze toekomst laat nog wel ettelijke duizenden jaren op zich laat wachten.
In de fasen na de aardeontwikkeling (Jupiter, Venus en Vulcanus) worden volgens Steiner de vier bekomen lichamen nog meer vergeestelijkt. Deze toekomst zou nog wel ettelijke duizenden jaren op zich laten wachten.


== Perceptie vanuit de academische wereld ==
In wetenschappelijke kringen wordt weinig aandacht besteed aan Steiners evolutieleer. Wanneer de leer in wetenschappelijke context wordt behandeld, is dit voornamelijk vanwege de [[rassentheorie]] die erin besloten ligt.<ref>Husmann-Kastein J., Schwarz-Weiss-Konstruktionen im Rassebild Rudolf Steiners, Vortragsmanuskript Tagung: Anthroposophie – kritische Reflexionen, Humboldt Universtität Berlin 2006</ref> Volgens de historicus Helmut Zander is Steiners rassentheorie als onderdeel van een weldoordachte evolutieleer een structureel probleem in de antroposofie.
{{citaat|...een centrale stelling in Steiner 's denken : de evolutiedoctrine. Steiner zag de ontwikkeling van rassen, zoals de kosmologie of de bewustzijnsgeschiedenis, als evolutieproces dat hij uiteindelijk op alle dimensies van de kosmos, van het leven en van de cultuur betrok. Hier ligt een centraal probleem van zijn racisme. Ze zijn de neerslag van een diep in de 19de eeuw geworteld evolutiedenken dat alle bereiken van zijn wereldbeschouwing vormde. Steiner formuleerde met zijn theosofisch sociaaldarwinisme een etnologie waarin het spreken over 'gedegenereerde', 'achtergebleven' of 'toekomstige' rassen geen 'uitglijders' zijn, maar het resultaat van een consequent doordachte evolutieleer'| H. Zander, Anthroposophie in Deutschland<ref>H. Zander, Anthroposophie in Deutschland. Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis 1884–1945. 2 Bände. Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen 2007, p.636</ref>}}
Naast Helmut Zander is Peter Staudenmaier een deskundige op het gebied van de antroposofie die wijst op de centrale plaats van Steiners evolutieleer in het antroposofisch gedachtegoed.<ref>[http://www.marquette.edu/history/NewsHistoryStaudenmaier.shtml Peter Staudenmaier]</ref>
== Praktische toepassing ==
De antroposofische evolutieleer vindt als centraal gegeven in het antroposofisch gedachtegoed weerklank in verscheidene werkvelden van de antroposofie.
==== Onderwijs ====
Het curriculum van het antroposofisch onderwijs is onder andere gebaseerd op Rudolf Steiners spirituele interpretatie van de [[recapitulatietheorie]] van Haeckel.<ref>Henk van Oort, Lexicon antroposofie, Christofoor 2010</ref> Waar Haeckel stelt dat de [[ontogenese]] of de ontwikkeling van het individuele organisme een herhaling is van de [[fylogenese]] of ontwikkeling van de hele soort, stelt Steiner dat dit ook op geestelijk gebied geldt. De antroposofische leesdidactiek is bijvoorbeeld opgebouwd aan de hand van culturele ontogenese en fylogenese.<ref>A.G. Bus & T.H. Kruizenga, Leren lezen op een Vrije School, Pedagogische Studiën, 1986</ref>
{{citaat|Voor een groot deel wordt in de zevende en achtste klas de onderbouwfilosofie nog doorgezet: er wordt gewerkt met voorstellingsbeelden en via verhalen en geschiedenisonderwijs wordt de recapitulatie van de historische culturen voortgezet.|W. Govaerts, Visie op het secundair onderwijs – Onderzoeksrapport<ref>W. Govaerts, Visie op het secundair onderwijs – Onderzoeksrapport, Rudolf Steiner Academie 2002</ref>}}
Rudolf Steiner combineerde de recapitulatietheorie en de incarnatiegedachte om het leerplan vorm te geven. Volgens Steiner ''daalde in de lemurische tijd de mens voor het eerst in het fysieke lichaam af en wordt dat heden bij de fysieke geboorte herhaald. Toen daalde de mens in het lichaam af en ontwikkelde zich op ziels- en geestesgebied altijd hoger. De lemurische en atlantische periode herhaalt de mens tot zijn zevende jaar. Van de tandenwisseling tot de geslachtsrijpheid wordt de ontwikkelingsperiode herhaald waarin de grote geestelijke mensheidsleiders optraden. De laatsten daarvan waren Boeddha, Plato, Pythagoras, Hermes, Mozes, Zarathustra, enzovoort. Toen werkte de geestelijke wereld nog meer op de mensheid in. In de Heroensagen wordt ons dat bewaarheid. Iedere geest van de oude cultuurperioden moet daarom in deze jaren het schoolonderricht ten grondslag liggen''.<ref>Rudolf Steiner, Schulfragen vom Standpunkt der Geisteswissenschaft, Rudolf Steiner Verlag 1983</ref>
Uit interne documentatie van de Federatie van Rudolf Steinerscholen in Vlaanderen die is bestemd voor haar leraren komt naar voor dat in de lessen natuurwetenschappen Steiners begrippen over evolutie aan bod komen.<ref>Demetrius, jaargang 1, nr.3, 7 september 1997, Natuurwetenschappen bovenbouw 4 G.c.10, website Federatie van Rudolf Steinerscholen in Vlaanderen 2012</ref> In de officiële leerplannen van de Federatie van Rudolf Steinerscholen bevinden zich talrijke verwijzingen naar literatuur waarin de antroposofische evolutieleer aan bod komt.<ref>Federatie van Rudolf Steinerscholen in Vlaanderen vzw – februari 2004 – Leerplan Biologie – IIIde graad – blz. 15</ref>
Een sleutelbegrip in de antroposofische pedagogiek is de [[reïncarnatie]]theorie.<ref>K. Prange, Erziehung zur Anthroposophie: Darstellung und Kritik der Waldorfpädagogik, Klinkhardt 2000</ref> In het antroposofisch gedachtegoed verloopt de evolutie van de mens doorheen herhaalde reïncarnaties en kan hij zo spiritueel vooruitgaan of achterblijven. Volgens de antroposofische evolutieleer zijn doorheen de geschiedenis ‘lagere’ levensvormen uit de mens voortgekomen doordat ze de voortschrijdende ontwikkeling van de mensheid niet konden volgen en niet langer mee evolueerden, waardoor ze niet langer als mensen incarneerden.<ref>R. Steiner, Aus der Akasha-Chronik, GA11,  Rudolf Steiner Nachlass-Verwaltung , 1986</ref> De pedagoog Heiner Ullrich zegt met betrekking tot reïncarnatie dat ‘Steiner de onderwijskundige ontwikkeling van het kind ziet als iets dat lijkt op een reïncarnatieproces en vanuit een geloof in reïncarnatie het beeld ontstaat van onderwijs als een hulp in het incarnatieproces’.<ref>H. Ullrich, Rudolf Steiner: A neo-romantic thinker and reformer, Prospects: the quarterly review of comparative education (Paris, UNESCO: International Bureau of Education), vol.XXIV, no. 3/4, 1994, Unesco 2000, London Continuum 2008, p. 555-572</ref>
==== Onderzoek ====
[[File:Dornach - Goetheanum - Grosser Saal2.jpg|thumb|Dornach - Goetheanum - Grote zaal - plafondschildering evolutie]]
In het [[Louis Bolk]]instituut voor onderzoek en advies ter bevordering van duurzame landbouw, voeding en gezondheid wordt vanuit een antroposofische benadering van evolutie via de [[fenomenologische]] methode geprobeerd om aan te tonen dat evolutie niet verloopt zoals de wetenschappelijk evolutieleer die verklaart, namelijk aan de hand van het [[ontstaan van de soorten]] door natuurlijke selectie, maar dat soorten ontstaan door een [[retardatie]]proces. De [[embryologie]] en het begrip [[neotenie]] spelen in deze antroposofische benadering een grote rol.<ref>G. van der Bie, Embryology - Early development from a phenomenological point of view, Louis Bolk Institute,  2001, reprint 2011</ref>
==== Kunst ====
In het [[Goetheanum]], de hoofdzetel van de Antroposofische Vereniging in het Zwitserse [[Dornach]], beeldt een plafondschildering de evolutie van de mensheid af aan de hand van Steiners visie.
11 nov 2018.
<ref>Peter Staudenmaier, Between Occultism and Nazism: Anthroposophy and the Politics of Race in the Fascist Era, Brill 2014 https://epublications.marquette.edu/marq_fac-book/195/</ref>
{{Appendix|Verwijzingen}}
{{Appendix|Verwijzingen}}


Regel 67: Regel 100:
[[Categorie:Antroposofie]]
[[Categorie:Antroposofie]]
[[Categorie:Creationisme]]
[[Categorie:Creationisme]]
[[Categorie:Racisme]]

Versie van 4 mrt 2019 17:50

De antroposofische evolutieleer[1] is gebaseerd op de ideeën van de Oostenrijkse esotericus Rudolf Steiner.

Creationisme

Bestand:Schema antroposofische evolutieleer.gif
Menschheitsentwickelung und Christus-Erkenntnis, Rudolf Steiner, GA 100

De antroposofische evolutieleer behoort tot de stroming van het creationisme, waarin wordt gesteld dat mens en aarde zijn geschapen door een of meerdere geestelijke wezens. In de antroposofie wordt de mens, als uit de kosmos neergedaalde geest, gezien als beginpunt van de evolutie, waarna zich zogenaamde lagere levensvormen van de mens afscheidden (zie de nevenstaande afbeelding).[2] Dit aspect van Steiners visie op evolutie werd sterk beïnvloed door de recapitulatietheorie van Ernst Haeckel (1834-1919).[3] De belangrijkste invloed op de vorming van Steiners evolutieleer kwam van de occultiste en theosofe Madame Blavatsky (1831-1891).[4][5]

In antroposofische kringen bekende onderzoekers op het gebied van de antroposofische evolutieleer zijn Herman Poppelbaum (1891-1919),[6] Wolfgang Schad (1935-)[7] en Jos Verhulst (1949-).[8]

Planetaire stadia

Volgens Rudolf Steiner hebben de aarde zoals wij die kennen en haar bewoners verschillende stadia doorlopen die hij benoemde als planeten, maar die echter nog weinig te maken hebben met de planeten die wij vandaag de dag zo noemen. Hij sprak dan ook liever over stadia, zeven om precies te zijn. Aan het stadium dat Aarde heet, zijn Saturnus, Zon en Maan voorafgegaan. In de toekomst zullen nog drie stadia volgen: Jupiter, Venus en Vulcanus. Om het onderscheid te maken met de huidige planeten sprak Steiner over ‘de oude Saturnus, de oude Maan, enz.’.[9]

Planeten als levende wezens

Bestand:Planetaire ontwikkelingsfasen volgens de antroposofische evolutieleer.jpg
Oude Saturnus - Oude Zon - Oude Maan - Aarde, Bordtekening uit GA 354

Doordat hoge geestelijke wezens op de planeetsferen inwerken, aldus Steiner, ontstaan krachtenwerkingen die voor evolutie zorgen. Dit gaat echter in periodes van rust en activiteit, waarbij de rustperiodes, gelegen tussen twee planetaire stadia, worden gezien als het zich terugtrekken van de hogere geesten om zich in de geestelijke wereld voor te bereiden op een volgende evolutieactiviteit. Hier ontstaat een gelijkenis met Steiners reïncarnatiegedachte, die erop neerkomt dat na het sterven (uittreden) de geestelijke kern van de mens zich terugtrekt in hogere regionen om zich voor te bereiden op een nieuw leven (reïncarnatie). Steiner sprak dan ook over de planeten als levende wezens of organismes. Die wezens leven in symbiose met hun bewoners, wat betekent dat planeet en bewoners een gelijklopende ontwikkeling doormaken.[10]

Ontstaan van de mens

Volgens Steiner is op de oude Saturnus, een chaotische warmtemassa, de kiem van het fysieke lichaam gelegd. Deze eerste aanleg voor het fysieke lichaam is echter in niets te vergelijken met wat wij daar nu onder verstaan. In het stadium van de oude Zon begint deze warmtemassa, dit warmtelichaam, zich nog meer te verdichten totdat het een lucht- of gasvorm heeft. Steiner noemde dit de vorming van het etherisch lichaam, wat de ‘zonnewezens’ een bewustzijn gelijkend op dat van planten schenkt. Na het zonnestadium volgt het maanstadium. Op de oude Maan wordt de op de oude Zon gevormde gasvorm getransformeerd tot een waterachtig lichaam, het astraallichaam genoemd. De maanwezens komen in deze fase tot een droombewustzijn. In de huidige planeetsfeer, die van de aarde, verdicht het lichaam zich tot zijn huidige staat en krijgt de mens waakbewustzijn. Volgens de antroposofische leer incarneert het ‘ik’, de individuele geest, wat de mogelijkheid schept tot zelfstandig denken. Na het indalen van het ‘ik’ kan er gesproken worden over een mens.[10]

Vierledig mensbeeld

In het voorgaande is Steiners vierledig mensbeeld te onderscheiden, dat onder andere wordt gebruikt in de steinerpedagogie.[11] In de antroposofische ontwikkelingspsychologie verbindt men aan het vierledig mensbeeld de zeven-jaar-cycli, die overeenkomen met de geschetste planetaire evolutie.

  1. Saturnus, fysiek lichaam, 0-7 jaar, opvoeding tot willen, kleuters
  2. Zon, etherisch lichaam, 7-14 jaar, opvoeding tot voelen, lagere school
  3. Maan, astraallichaam, 14-21 jaar, opvoeden tot denken, middelbaar
  4. Aarde, Ik-lichaam, 21-28 jaar, ontwikkeling zelfstandig denken

Volgens Steiners theorie zijn kinderen nog geen mensen, maar wordende mensen. Vandaar de door antroposofische scholen gebruikte slagzin: "Worden wie je bent".[12] In Steiners context is een mens pas waarlijk mens wanneer hij aan zelfstandig denken is toegekomen (21 jaar).

Atlantis en Manu

Bestand:Adam and Eve and Lemuria to Atlantis.jpg
Beschrijving van hoe hogere geesten de aarde in zeven 'dagen' hebben geschapen. (Rudolf Steiner, GA 122)

Steiner gaf aan wanneer volgens hem de eerste mens of mensheid verscheen:

„Men moet voor ogen houden dat men aan het einde van de Atlantische tijd met drie soorten mensachtige wezens te maken had ... de volgende mededelingen hebben betrekking op de overgang van het vierde wortelras [Atlantisch] naar het vijfde wortelras [Arisch].”
R. Steiner, Aus der Akasha Chronik[13]

Steiner wist te vertellen dat uit één groep van drie mensachtige groepen een nieuw "wortelras" voortkwam dat tot de hedendaagse mensheid behoort. De op aarde ontstane wortelrassen worden ingedeeld in tijdvakken: Polaris, Hyperborea, Lemurië, Atlantis en na-Atlantis (of Arisch tijdvak). Ariërs ontstonden dus in de overgang van het vierde naar het vijfde wortelras. Steiner beweerde dat een groot leider, in de esoterische literatuur bekend als Manu, uit de derde groep Atlantiërs er een aantal uitkoos om de nieuwe mensheid vorm te geven. Volgens Steiner is Manu de stamvader van de hedendaagse mens, die volgens de mythe zijn volk redt van de zondvloed.

Atlantische tijdvak

Volgens de antroposofische tijdschaal ziet het Atlantische tijdvak er als volgt uit:

  1. Atlantische periode: 24.000 v.Chr.: differentiatie vier archaïsche types
  2. Atlantische periode: 21.600 v.Chr.: spirituele vorming van de mensheid
  3. Atlantische periode: 19.400 v.Chr.: vorming van rassen (Tolteken)
  4. Atlantische periode: 17.300 v.Chr.: vorming van Toeraniërs, eerste tekenen van decadentie
  5. Atlantische periode: 15.100 v.Chr.: Tolteken trekken naar Amerika, eerste teken van mentale en op zichzelf gericht zielsactiviteit, wat samenvalt met de vorming van de Semieten
  6. Atlantische periode: 13.800 v.Chr.: vorming Oude Soemeriërs, ontwikkeling van astronomisch denken en sociale orde
  7. Atlantische periode: 10.500 v.Chr.: grote migratiegolven, ondergang Atlantis door zondvloed

Het volgende tijdvak is het huidige, het Arische of na-Atlantische, opgedeeld in vijf periodes. De overgang van het vierde of Atlantische wortelras naar het vijfde of Arische wortelras is rond 7900 voor Christus te situeren. Sinds de vijftiende eeuw bevindt de aarde zich in de vijfde na-Atlantische periode. Het is vanaf de beschrijving van het na-Atlantische tijdvak dat in het schema, gebaseerd op Steiners geschiedenisinterpretatie, elementen beginnen voorkomen die in dezelfde lijn liggen als de op wetenschappelijke bronnen gebaseerde, officiële geschiedenis.

Steiners bronnen

Waar Steiner zijn waarnemingen over Atlantis haalde, benadrukte hijzelf in het voorlaatste hoofdstuk van de Akashakroniek. Men zou volgens hem het verdwenen continent ‘helderziend kunnen onderzoeken’ en dan kunnen zien dat ‘Atlantis zich ergens als landmassa bevond en een groot gebied bestreek van wat nu de Atlantische Oceaan is waar onze voorvaderen in een nevelland leefden’ en ‘deze feiten door zuiver bovenzinnelijke waarneming zijn bekomen’.[13] En het was de grote mensheidsleider die zijn volk uit de nevelen van Atlantis leidde en zo voorkwam dat ze ten onder gingen. De mythologische Manu was volgens Steiner en gelijkgezinden ontegensprekelijk een historische figuur, afkomstig van een mythologisch eiland dat is verdwenen zonder een spoor na te laten.

Volgens de Duitse historicus Helmut Zander haalde Steiner zijn ideeën over Atlantis onder andere uit de science-fictionroman The coming race van Edward Bulwer-Lytton.[4]

Toekomstige evolutie

In de fasen na de aardeontwikkeling (Jupiter, Venus en Vulcanus) worden volgens Steiner de vier bekomen lichamen nog meer vergeestelijkt. Deze toekomst zou nog wel ettelijke duizenden jaren op zich laten wachten.

Perceptie vanuit de academische wereld

In wetenschappelijke kringen wordt weinig aandacht besteed aan Steiners evolutieleer. Wanneer de leer in wetenschappelijke context wordt behandeld, is dit voornamelijk vanwege de rassentheorie die erin besloten ligt.[14] Volgens de historicus Helmut Zander is Steiners rassentheorie als onderdeel van een weldoordachte evolutieleer een structureel probleem in de antroposofie.

„...een centrale stelling in Steiner 's denken : de evolutiedoctrine. Steiner zag de ontwikkeling van rassen, zoals de kosmologie of de bewustzijnsgeschiedenis, als evolutieproces dat hij uiteindelijk op alle dimensies van de kosmos, van het leven en van de cultuur betrok. Hier ligt een centraal probleem van zijn racisme. Ze zijn de neerslag van een diep in de 19de eeuw geworteld evolutiedenken dat alle bereiken van zijn wereldbeschouwing vormde. Steiner formuleerde met zijn theosofisch sociaaldarwinisme een etnologie waarin het spreken over 'gedegenereerde', 'achtergebleven' of 'toekomstige' rassen geen 'uitglijders' zijn, maar het resultaat van een consequent doordachte evolutieleer'”
H. Zander, Anthroposophie in Deutschland[15]

Naast Helmut Zander is Peter Staudenmaier een deskundige op het gebied van de antroposofie die wijst op de centrale plaats van Steiners evolutieleer in het antroposofisch gedachtegoed.[16]

Praktische toepassing

De antroposofische evolutieleer vindt als centraal gegeven in het antroposofisch gedachtegoed weerklank in verscheidene werkvelden van de antroposofie.

Onderwijs

Het curriculum van het antroposofisch onderwijs is onder andere gebaseerd op Rudolf Steiners spirituele interpretatie van de recapitulatietheorie van Haeckel.[17] Waar Haeckel stelt dat de ontogenese of de ontwikkeling van het individuele organisme een herhaling is van de fylogenese of ontwikkeling van de hele soort, stelt Steiner dat dit ook op geestelijk gebied geldt. De antroposofische leesdidactiek is bijvoorbeeld opgebouwd aan de hand van culturele ontogenese en fylogenese.[18]

„Voor een groot deel wordt in de zevende en achtste klas de onderbouwfilosofie nog doorgezet: er wordt gewerkt met voorstellingsbeelden en via verhalen en geschiedenisonderwijs wordt de recapitulatie van de historische culturen voortgezet.”
W. Govaerts, Visie op het secundair onderwijs – Onderzoeksrapport[19]

Rudolf Steiner combineerde de recapitulatietheorie en de incarnatiegedachte om het leerplan vorm te geven. Volgens Steiner daalde in de lemurische tijd de mens voor het eerst in het fysieke lichaam af en wordt dat heden bij de fysieke geboorte herhaald. Toen daalde de mens in het lichaam af en ontwikkelde zich op ziels- en geestesgebied altijd hoger. De lemurische en atlantische periode herhaalt de mens tot zijn zevende jaar. Van de tandenwisseling tot de geslachtsrijpheid wordt de ontwikkelingsperiode herhaald waarin de grote geestelijke mensheidsleiders optraden. De laatsten daarvan waren Boeddha, Plato, Pythagoras, Hermes, Mozes, Zarathustra, enzovoort. Toen werkte de geestelijke wereld nog meer op de mensheid in. In de Heroensagen wordt ons dat bewaarheid. Iedere geest van de oude cultuurperioden moet daarom in deze jaren het schoolonderricht ten grondslag liggen.[20]

Uit interne documentatie van de Federatie van Rudolf Steinerscholen in Vlaanderen die is bestemd voor haar leraren komt naar voor dat in de lessen natuurwetenschappen Steiners begrippen over evolutie aan bod komen.[21] In de officiële leerplannen van de Federatie van Rudolf Steinerscholen bevinden zich talrijke verwijzingen naar literatuur waarin de antroposofische evolutieleer aan bod komt.[22]

Een sleutelbegrip in de antroposofische pedagogiek is de reïncarnatietheorie.[23] In het antroposofisch gedachtegoed verloopt de evolutie van de mens doorheen herhaalde reïncarnaties en kan hij zo spiritueel vooruitgaan of achterblijven. Volgens de antroposofische evolutieleer zijn doorheen de geschiedenis ‘lagere’ levensvormen uit de mens voortgekomen doordat ze de voortschrijdende ontwikkeling van de mensheid niet konden volgen en niet langer mee evolueerden, waardoor ze niet langer als mensen incarneerden.[24] De pedagoog Heiner Ullrich zegt met betrekking tot reïncarnatie dat ‘Steiner de onderwijskundige ontwikkeling van het kind ziet als iets dat lijkt op een reïncarnatieproces en vanuit een geloof in reïncarnatie het beeld ontstaat van onderwijs als een hulp in het incarnatieproces’.[25]

Onderzoek

Bestand:Dornach - Goetheanum - Grosser Saal2.jpg
Dornach - Goetheanum - Grote zaal - plafondschildering evolutie

In het Louis Bolkinstituut voor onderzoek en advies ter bevordering van duurzame landbouw, voeding en gezondheid wordt vanuit een antroposofische benadering van evolutie via de fenomenologische methode geprobeerd om aan te tonen dat evolutie niet verloopt zoals de wetenschappelijk evolutieleer die verklaart, namelijk aan de hand van het ontstaan van de soorten door natuurlijke selectie, maar dat soorten ontstaan door een retardatieproces. De embryologie en het begrip neotenie spelen in deze antroposofische benadering een grote rol.[26]

Kunst

In het Goetheanum, de hoofdzetel van de Antroposofische Vereniging in het Zwitserse Dornach, beeldt een plafondschildering de evolutie van de mensheid af aan de hand van Steiners visie. 11 nov 2018. [27]

Bronnen, noten en/of referenties

Verwijzingen
  1. º Anthroposophie in Deutschland. Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis 1884–1945. 2 Bände. Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen 2007, p.636
  2. º Rudolf Steiner, Menschheitsentwickelung und Christus-Erkenntnis, GA 100, Rudolf Steiner Verlag 1981
  3. º S. Blancke, Wetenschap naar antroposofisch believen, Wonder en is gheen wonder 3, 2004
  4. 4,0 4,1 Helmut Zander, Anthroposophie in Deutschland – Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis 1884–1945, Vandenhoeck & Ruprecht 2007
  5. º P. Staudenmaier, Between occultism and racism, Anthroposophy and the politics of race and nation in Germany and Italy 1900-1945, dissertatie Cornell University, 2010
  6. º H. Poppelbaum, Mens en dier, Vrije Geestesleven 1973 (Mensch und Tier, Goetheaneum 1928)
  7. º W. Schad, Man and Mammals – Toward a biology of form, Waldorf Press Adelphi University, NY 1977 (Säugetiere und Mensch – Zur Gestaltbiologie von Gesichtspunkt der Dreigliederung, Freies Geistesleben 1971)
  8. º J. Verhulst, Der Erstgeborene Mensch und höhere Tiere in der Evolution, Freies Geistesleben 1999
  9. º M. Hulspas en J.W. Nienhuys, Tussen Waarheid en Waanzin: een encyclopedie der pseudo-wetenschappen, De Geus 2002
  10. 10,0 10,1 R. Steiner, Wetenschap van de geheimen der ziel, W. de Haan 1924
  11. º R. Steiner, De opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie, Vrij Geestesleven 1992
  12. º Brochure: ‘Met hart en ziel naar de Rudolf Steinerschool’, Federatie van Rudolf Steinerscholen in Vlaanderen
  13. 13,0 13,1 R. Steiner, Aus der Akasha Chronik, Rudolf Steiner Verlag 1986
  14. º Husmann-Kastein J., Schwarz-Weiss-Konstruktionen im Rassebild Rudolf Steiners, Vortragsmanuskript Tagung: Anthroposophie – kritische Reflexionen, Humboldt Universtität Berlin 2006
  15. º H. Zander, Anthroposophie in Deutschland. Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis 1884–1945. 2 Bände. Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen 2007, p.636
  16. º Peter Staudenmaier
  17. º Henk van Oort, Lexicon antroposofie, Christofoor 2010
  18. º A.G. Bus & T.H. Kruizenga, Leren lezen op een Vrije School, Pedagogische Studiën, 1986
  19. º W. Govaerts, Visie op het secundair onderwijs – Onderzoeksrapport, Rudolf Steiner Academie 2002
  20. º Rudolf Steiner, Schulfragen vom Standpunkt der Geisteswissenschaft, Rudolf Steiner Verlag 1983
  21. º Demetrius, jaargang 1, nr.3, 7 september 1997, Natuurwetenschappen bovenbouw 4 G.c.10, website Federatie van Rudolf Steinerscholen in Vlaanderen 2012
  22. º Federatie van Rudolf Steinerscholen in Vlaanderen vzw – februari 2004 – Leerplan Biologie – IIIde graad – blz. 15
  23. º K. Prange, Erziehung zur Anthroposophie: Darstellung und Kritik der Waldorfpädagogik, Klinkhardt 2000
  24. º R. Steiner, Aus der Akasha-Chronik, GA11, Rudolf Steiner Nachlass-Verwaltung , 1986
  25. º H. Ullrich, Rudolf Steiner: A neo-romantic thinker and reformer, Prospects: the quarterly review of comparative education (Paris, UNESCO: International Bureau of Education), vol.XXIV, no. 3/4, 1994, Unesco 2000, London Continuum 2008, p. 555-572
  26. º G. van der Bie, Embryology - Early development from a phenomenological point of view, Louis Bolk Institute, 2001, reprint 2011
  27. º Peter Staudenmaier, Between Occultism and Nazism: Anthroposophy and the Politics of Race in the Fascist Era, Brill 2014 https://epublications.marquette.edu/marq_fac-book/195/
rel=nofollow
rel=nofollow