Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Gebruiker:Franciscus/kladblok 2

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Im wunderschönen Monat Mai(gedicht) Heinrich Heine schreef in 1827 het gedicht Im wunderschönen Monat Mai.

Im wunderschönen Monat Mai,
Als alle Knospen sprangen,
Da ist in meinem Herzen
Die Liebe aufgegangen.
Im wunderschönen Monat Mai,
Als alle Vögel sangen,
Da hab' ich ihr gestanden
Mein Sehnen und Verlangen.

Heinrich Heine, Buch der Lieder

Het gedicht is opgenomen in het Buch der Lieder, Lyrisches Intermezzo. Een vertaling hiervan is niet nodig; het gedicht spreekt voor zichzelf.
Het gedicht heeft een prachtig ritme en mooie klankverwantschappen, en nodigt uit om gezongen te worden. Het gedicht is dan ook door Robert Schumann op muziek gezet, en staat nog steeds op het repertoire van veel zangers en zangeressen.

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

rel=nofollow

[[Categorie:Duitsland]


Dit artikel valt onder beheer van Dorp:Luisterrijk.

==Charles Émile Waldteufel

rel=nofollow

Charles Émile Waldteufel (Straatsburg, 9 december 1837Parijs, 12 februari 1915) was een Frans componist, muziekpedagoog en dirigent. Charles Émile Waldteufel (eigenlijk: Charles Émile Lévy) (Straatsburg, Elzas, 9 december 1837 – Parijs, 12 februari 1915) was componist en muziekpedagoog. Hij is bekend geworden onder de naam Émile Waldteufel.
Zijn ouders waren Lazare Lévy, geboren op 30 januari 1801 in Bischheim, Elzas, - die het pseudoniem Louis Waldteufel gebruikte - en Flora Neubauer, pianiste en lerares voor solozang.
Émile Waldteufel schreef - nadat hij succes had met zijn eerste composities - voornamelijk walsen. Hij schreef ongeveer 270 dansen, bestaande uit walsen, polka's en galops. 1) Onder zijn beroemde walsen bevinden zich Les Patineurs, Estudiantina en Dolores.

Eerste walsen

Het eerste muziekonderricht kreeg Émile van zijn ouders, in het bijzonder van zijn moeder. Zijn vader en grootvader waren beide muzikanten. Zijn moeder - Flora Neubauer, afkomstig uit Beieren - had muzieklessen gevolgd bij Johann Nepomuk Hummel en had Joseph Haydn leren kennen. Ze was ook een uitstekende zangeres en danseres. Verder gaf de lokale muzikant Joseph Heyberger hem nog onderricht. Zijn vader Louis had een gerespecteerd orkest en zijn broer Léon was een succesvol artiest. Toen Léon in 1842 een plaats won om viool te studeren aan het Conservatoire de Paris, volgde het gezin hem daarheen. Van 1853 tot 1857 ging ook Émile naar het Conservatoire national supérieur de musique en studeerde daar onder Antoine-François Marmontel, en studeerde samen met Georges Bizet en Jules Massenet. Wegens financiële problemen thuis, ging hij bij een pianofabrikant werken, gaf pianoles en speelde hij op soirees. Hij nam echter al snel een kamer in de Rue de Bellefond om zich te concentreren op het componeren. Door het succes met zijn eerste walsen besloot Waldteufel zich volledig te wijden aan het componeren van dansmuziek.
Op 27-jarige leeftijd werd Emile de hofpianist van keizerin Eugénie, en hij leidde het orkest voor de staatsbals. Zijn benoeming door Napoléon III tot de muzikale leiding van de bals voerde hem naar deelname aan de evenementen in Biarritz en Compiègne, waar hij ook de Keizer begeleidde die viool speelde.
In 1868 trouwde hij met Célestine Dufau, een voormalig zangeres uit Toulouse die was opgetreden in de Opera Comique. Ze kregen drie kinderen, Louis René, Émile René en Berthe.



Vanwege het Napoleontische besluit van 28 juli 1808 waarbij alle Joden werden gedwongen een "definitieve naam" te hebben om het overzicht van de burgerlijke stand te vereenvoudigen, koos Moyse Lévy ervoor om Waldteufel te heten. Code Napoleon Als gevolg van de eerste drie decreten werd een ander en definitief decreet geïmplementeerd op 20 juli 1808. Dit laatste decreet verklaarde dat iedereen - dus ook alle joden - een vaste familienaam krijgen om de regering en de kerken te helpen toezicht te houden op de joodse bewegingen. Ze waren beperkt in hun naamkeuze en mochten geen namen kiezen uit de Hebreeuwse Bijbel of namen van steden.




Hofbalkapelmeester van Napoleon III de Weense wals in Frankrijk geliefd gemaakt. pianist en een van de bekendste walscomponisten van zijn tijd.

In 1865 werd hij hofpianist van keizerin Eugénie en het jaar daarop dirigent van hofballen. Émile Waldteufel (Duits voor bosduivel) werd geboren in het centrum van Straatsburg. Zijn grootvader en vader waren beide muzikanten; zijn moeder, Flora Neubauer, oorspronkelijk uit Beieren, was een student van ....... Hummel en had Jpseph Haydn leren kennen; ze was ook een fervent zanger en danseres. Van een joodse Elzasser familie van muzikanten, was de oorspronkelijke achternaam van het gezin Lévy geweest. Waldteufel ontving zijn eerste lessen van zijn vader ; na zijn aankomst in Parijs kon hij elementaire lessen volgen van Laurent aan het Conservatoire de Paris, Tijdens zijn tijd aan het conservatorium werd het orkest van Louis Waldteufel een van de beroemdste in Parijs en werd Emile vaak uitgenodigd om op belangrijke evenementen te spelen.

....ingelijfd en was gestationeerd in de Basses-Pyrénées. Na de nederlaag van Frankrijk werd het Tweede Franse Rijk ontbonden en werd zijn geboortestad de rest van zijn leven deel van Duitsland. Na het Empire speelde het orkest nog steeds op presidentiële ballen aan de Élysée. Op dit moment wisten slechts enkele leden van de Franse high society van Émile; hij was bijna 40 voordat hij bekender werd.




In The Skaters’ Waltz Waldteufel set out to capture the atmosphere of a winter day in Paris, with ice-skaters venturing onto the frozen Seine River. In the manner of his older rival Johann Strauss, Waldteufel’s piece offers a sequence of contrasting serene and exuberant waltz themes, rather than just a single melody. A slow opening passage for solo horn is followed by graceful rising and falling lines in the strings and woodwinds that lead to the first waltz theme. There, again, the horn takes the central role. The wintry ambience of the piece is enhanced by the use of sleigh bells in the percussion section.





In October 1874 Waldteufel played at an event that was attended by the then Prince of Wales, future King Edward VII of the United Kingdom. The Prince was enthralled by Waldteufel's "Manolo" waltz, and was prepared to make Waldteufel's music known in Britain.[6] A long-term contract with the London-based editor Hopwood & Crew followed. Part of the company belonged to Charles Coote, director of the Coote & Tinney's Band, the first dance orchestra in London. Through these means, Waldteufel's music was played at Buckingham Palace in front of Queen Victoria. Waldteufel dominated the music scene in London and became world-famous. During this period he composed his best known works, many of which are still heard today around the world. He became best known for the waltz "Les Patineurs" (The Ice Skaters), composed in 1882.

Waldteufel gave concerts in several European cities, such as London in 1885, Berlin in 1889, where he enjoyed a friendly rivalry with Johann Strauss, and the Paris Opéra Balls in 1890 and 1891. He continued his career as conductor and writing dance music for the Presidential Balls until 1899 when he retired.

On 12 February 1915 Waldteufel died at his home, 37 rue Saint-Georges in Paris, at the age of 77. He and his wife, who had died the previous year, were buried in Père Lachaise.

Waldteufel composed at and for the piano (often for performance at court) before orchestrating each work.[7] He conducted with a stick rather than the then-customary violin bow. The typical Waldteufel orchestra consisted of strings and a doubled woodwind section, two cornets, four horns, three trombones, and ophicleide or euphonium, along with percussion. Waldteufel's music can be distinguished from Johann Strauss II's waltzes and polkas in that he used subtle harmonies and gentle phrases, unlike Strauss's more robust approach.

Waldteufel's 1886 waltz España is largely based on Chabrier's España but also includes a section from Chabrier's Une Éducation manquée.


La Valse des patineurs (The Skater’s Waltz) is one of the most famous waltzes in the world. Many people think Johan Strauss wrote it. But they are wrong! The Skater’s Waltz was written by Emile Waldteufel, French musician born in Strasbourg in 1837 into a Jewish family. His grand-father, Moyse Lévy was a traveling musician in Bischheim (Alsace).

Due to the Napoleonian decree of July 28th 1808 forcing all the Jews to have a “definite name” in order to facilitate their survey and civil-state registry, Moyse Lévy chose to be called Waldteufel.
One of his sons, Lazare Lévy aka Louis Waldteufel (1801-1884), fiddler and conductor, had four sons: Achille (1830-?), Isaac (1832-1884), called Léon, court conductor for balls, and Charles-Emile (1837-1915), called Emile, who was the most famous and prolific composer of the family.

In 1844, his family goes to Paris in order for Léon to learn violin in the Conservatory. Then it’s Emile, from 1853 to 1857, who is enrolled to learn the piano; Jules Massenet and Georges Bizet are his classmates. Waldteufel, like many other pianists during that time, composed his works on the piano, but with the perspective of future orchestration depending on for which kind of performance it would be used (private salons, ballrooms or outside balls). During the Second Empire, Waldteufel wrote many dances which will make him known. In 1865, particularly liked by Eugénie, he becomes director of dance music of the imperial court of Napoleon III and the entitled pianist of the empress. He is put in charge of the famous dance evenings of Biarritz and Compiègne. From 1867 on, Waldteufel’s orchestra performs for the balls in the Tuileries Garden, following what did Isaac Strauss.

In 1874, he is noticed by the Prince of Wales, future Edward VII, who gives him the opportunity to become known in Great-Britain. He then signs a contract with the editing company of London Hopwood & Crew which allows him to be played during the balls of Queen Victoria at the Buckingham Palace. His music is at the top of the programs for many years. The Skater’s Waltz (1882) gives him an international fame, and he is then played in London, Berlin and Paris with great success until the beginning of the 20th century.

Waldteufel’s music is defined by a melodic pattern in the tradition of French composers of the time such as Gounod, Saint-Saëns or Bizet. His inspiration goes from comical operas by Audran, Lacome or Offenbach to more popular Bavarian music (that he knows from his mother) or Bohemian folklore. His abundant work contains mainly music for dancing: waltzes, polkas and mazurkas, as well as several melodies who made his reputation.

Nadat Waldteufel aan het conservatorium samen met Georges Bizet en Jules Massenet aan het conservatorium van Parijs gestudeerd had. Hij had zoveel succes met de door hemzelf uitgegeven walsen Joies et peines en Manolo dat hij besloot zich geheel aan het componeren van dansmuziek te wijden. In 1865 werd hij kamerpianist van de keizerin Eugénie en in 1866 keizerlijke hofkapelmeester. In die functie dirigeerde hij de pronkerige balfeesten in Parijs. Hij componeerde hiervoor zijn bekende walsen en polka's. Als toondichter openbaarde deze van geboorte Straatsburger zich vooral met zijn vele danscomposities, waaronder marsen, polka's en ongeveer driehonderd walsen (onder meer "Estudiantina" en "España"). Tijdens een bezoek aan Berlijn zou Waldteugen een muzikaal duel met de "Walskoning" Johann Strauss junior geleverd hebben, dat onbeslist eindigde. Waldteufel schreef zijn walsen voor de danszaal, terwijl Johann Strauss' walsen in de eerste plaats concertwalsen zijn, meer bedoeld om naar te luisteren. Tot zijn bekendste werken behoren Les patineurs, Estudiantina, España, Mon rêve en Très jolie.



  • 1)De Galop, een verkorte versie van de oorspronkelijke term Galoppade, is een snelle rondedans in 2/4 maat, geïntroduceerd omstreeks 1820 in Parijs, en daarna populair in Wenen, Berlijn en Londen.






drien Boieldieu - was secretaris bij de aartsbisschop van Rouen, zodat het zeer voor de hand lag, dat François-Adrien van de koorleider Urbain Cornonnier muziekles kreeg. Later kreeg hij ook nog onderricht van de organist Charles Broche van de Kathedraal Notre-Dame te Rouen.
Boieldieu had al heel jong een grote voorliefde voor de opera. Dé favoriete opera aan het einde van de achttiende eeuw was in Rouen de Opéra Comique.
Zijn eerste opera's maakte Boieldieu op libretti van zijn vader.

  • In 1793 schreef hij: La fille coupable (Het schuldige meisje), in twee aktes, die op 2 november 1793 in Théâtre des Arts in Rouen in première ging.
  • In 1795 voltooide hij Rosalie et Myrza in drie 3 aktes, die op 28 oktober 1795 in Théâtre des Arts in Rouen in première ging.

Parijs

François-Adrien Boieldieu ca 1800

Boieldieu vertrok naar Parijs waar zijn opera Le Calife de Bagdad in 1800 een doorslaand succes had. Toch vond hij, dat er nog veel te leren viel over de muziek. Hij werd leerling van Luigi Cherubini om onder meer contrapunt te studeren. Daar werd hij ook bevriend met Étienne Nicolas Méhul en andere componisten.
In Parijs schreef hij nog meer opera's. Tot 1831 - dus bijna tot aan zijn dood - bleef Boieldieu opera's schrijven, waaronder uitblinkers als: Jean de Paris en La Dame blanche.
Zijn in 1802 gesloten huwelijk met danseres Cotilde Malfreuroy bleek niet erg gelukkig, en hij vertrok in 1803 naar St. Petersburg waar hij in 1804 tot dirigent werd benoemd aan het Tsarenhof. Acht jaar later keerde hij terug naar Parijs, en werd daar in 1817 leraar compositie aan het Conservatoire national supérieur de musique als opvolger van Étienne Nicolas Méhul. In 1820 ontving hij de Légion d'honneur voor zijn verdiensten als componist en docent.
Hoewel zijn reputatie grotendeels gebaseerd is op zijn opera's, componeerde Boieldieu ook andere werken, zoals het Harpconcert in C, geschreven in 1800-1801, dat een zeer geliefd muziekstuk is geworden.
Boieldieu leefde verder gescheiden van zijn vrouw Clotilde tot haar dood in 1827, waarna hij trouwde met de zangeres Jeanne Phillis-Bertin, met wie hij al een lang lopende verhouding had. In 1817 werd hij lid van het Le Institute 1).
Aangezien hij geregeld ziek was, leefde hij in deze tijd veel in zijn landhuis in Villeneuve-Saint-Georges, in het departement Val-de-Marne en componeerde hij heel weinig.

Dit is een artikel uit de serie:
Bekende melodie,
onbekende componist
Si j'etais Roi
Menuet, Kwintet opus 13, nr. 5
Le Calife de Bagdad
On hearing the first Cukoo in Spring
Berceuse de Jocelyn
Plaisir d' Amour
Die lustigen Weiber von Windsor
De Urendans, La Giaconda
Dona Diana, Moretto

François-Adrien Boieldieu was een componist, die tijdens zijn leven veel succes had met zijn opera's. Van deze opera's en al zijn andere werk wordt tegenwoordig niet veel meer uitgevoerd. Wel houdt zijn Harpconcert in C nog steeds repertoire.
Een ander muziekstuk – de ouverture Le Calife de Bagdad – is ook nog geregeld in de concertzaal te horen.
De ouverture Le Calife de Bagdad zet rustig in, bijna zangerig. Daarna volgen snelle passages elkaar vloeiend op, waarna het hele orkest inzet met afwisselende thema's.

Tegenslagen

Door de Julirevolutie in 1830 verloor Boieldieu in één keer al zijn betrekkingen. De Julirevolutie was een opstand die door de middenklasse in Frankrijk tegen koning Karel X werd gevoerd.
Door het bankroet van de Opera Comique en de verbanning van Karel X - van wie hij een toelage had - brachten hem in financiële problemen. Om uit deze misère te komen, kreeg hij van Adolphe Thiers - die premier was in 1836, 1840 en 1848 - een staatspensioen van 6000 francs, wat nu ongeveer € 20.000 zou zijn.
Korte tijd na zijn financiële en maatschappelijke problemen werd hij ernstig ziek en verloor geleidelijk aan het vermogen om te spreken, als gevolg van kanker van het strottenhoofd, en kreeg hij daarbij nog tuberculose, waaraan hij op 8 oktober in 1834 overleed.
Hij werd vanuit zijn landhuis in Varennes-Jarcy begraven op de begraafplaats Père-Lachaise in Parijs, maar zijn hart werd op 13 november bijgezet op de monumentale begraafplaats van Rouen in een door de stad aangeboden tombe.

Nageslacht

De zoon van Boieldieu: Adrien (1816-1883) - opgeleid aan het conservatorium onder zijn vader - was ook componist. Zijn kleindochter, de pianiste Louise Boieldieu, dochter van Adrien Boieldieu en Fanny Defourneaux, trouwde met de componist Émile Durand, die eigenlijk meer een muziekwetenschapper was. Hij kreeg meer bekendheid door zijn publicaties dan door zijn composities.

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

rel=nofollow