Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Der Tod in Venedig: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
[[Bestand:Thomas Mann omstreeks 1939.jpg|250px|thumb|[[Thomas Mann]] omstreeks [[1939]].]]
[[Bestand:Thomas Mann omstreeks 1939.jpg|250px|thumb|[[Thomas Mann]] omstreeks [[1939]].]]
'''Der Tod in Venedig''' ({{nl}} ''Dood in Venetië'') is een novelle uit [[1912]] van de [[Duitsland|Duite]] [[schrijver]] [[Thomas Mann]]. Deze novelle vormt binnen zijn kortere werk een hoogtepunt.
'''Der Tod in Venedig''' ({{nl}} ''Dood in Venetië'') is een novelle uit [[1912]] van de [[Duitsland|Duitse]] [[schrijver]] [[Thomas Mann]]. Deze novelle vormt binnen zijn kortere werk een hoogtepunt.


Eerder had Mann al veel succes met de novelle ''[[Tonio Kröger]]'', waarin de kloof wordt aangeduid die er heerst tussen kunstenaarsschap en burgerdom.
Eerder had Mann al veel succes met de novelle ''[[Tonio Kröger]]'', waarin de kloof wordt aangeduid die er heerst tussen kunstenaarsschap en burgerdom.

Versie van 9 feb 2016 17:36

Thomas Mann omstreeks 1939.

Der Tod in Venedig ((nl) Dood in Venetië) is een novelle uit 1912 van de Duitse schrijver Thomas Mann. Deze novelle vormt binnen zijn kortere werk een hoogtepunt.

Eerder had Mann al veel succes met de novelle Tonio Kröger, waarin de kloof wordt aangeduid die er heerst tussen kunstenaarsschap en burgerdom.

Inhoud

In Der Tod in Venedig beschrijft Thomas Mann een fatale episode in het leven van de geëerde schrijver, Gustav von Aschenbach, die na een ontmoeting met een vreemdeling in een opwelling afreist naar Venetië. Hij ontmoet in het hotel waar hij verblijft een mooie jongeling en wordt daar verliefd op. Terwijl hij toegeeft aan steeds ongeremdere dromen wordt hij door de door ziekte bezwangerde en de door cholera geteisterde Venetiaanse omgeving meegesleurd in de dood, hetgeen hij uiteindelijk aanvaardt als een romantisch noodlot.

Eenzaamheid

Net als in de novelle Tonio Kröger, is de hoofdpersoon in Der Tod in Venedig min of meer een buitenstaander, die de verrichtingen om zich heen kritisch beschouwt. In zijn hart verlangt hij er eigenlijk naar deelnemer te zijn, maar ziet daar geen kans voor. In beide novelles wordt de hoofdpersoon verliefd op een jongeman, maar uit dat niet, en moet dat gevoel zelf een plaats zien te geven. Dat Thomas Mann deze, enigszins verhulde, homosexuele gevoelens laat opdraven in zijn novelles, is niet geheel toevallig. Thomas Mann had zelf, hoewel hij was gehuwd met Katharina Pringsheim, ook wel Katja genoemd, en kinderen had en daarmee voor een ordelijk en min of meer burgerlijk leven koos, een homosexuele aanleg zonder dat hij buiten zijn huwelijk hier een uitweg voor zocht. Het bleef bij dweperijen met jonge mannen.

Verhaal

Gezicht op Venetië.

De novelle Der Tod in Venedig kan in vijf episoden worden ingedeeld.

Reisplannen

De hoofdpersoon van de novelle is Gustav von Aschenbach, een beroemde auteur van net vijftig, die onlangs in de adelstand is verheven en voortaan zijn naam met het aristocratische "von" mag sieren. Hij is een man die al jong weduwnaar werd en zich nu gedisciplineerd, ernstig en ascetisch geheel aan de kunst wijdt. Als het verhaal begint, maakt hij een wandeling in de buurt van een begraafplaats in München en ziet hij een uitheems geklede, roodharige vreemdeling die agressief naar hem kijkt. Aschenbach trekt zich in verlegenheid gebracht terug, maar vreemd genoeg wordt hij door dit voorval juist gestimuleerd, en besluit hij om een reis te gaan maken. Hij kiest er voor naar Venetië te reizen, dat hij nog van vroeger kende en daar intrek te nemen in een suite van het Grand Hôtel des Bains op het Lido di Venezia.

Ontmoetingen

Vóór zijn vertrek naar Venetië heeft hij een vervelende ontmoeting met een roodharige man, die lang nawerkt. Op de boot naar Venetië ziet hij een wat oudere man in gezelschap van een groep jongelui, die probeert de illusie te wekken van zijn eeuwige jeugd door een pruik, een knalrode das, valse tanden, make-up en fatterige kleding. Aschenbach draait zich vol walging om. Bij de vaart met een gondel naar zijn hotel heeft hij een vervelende woordenwisseling met een de gondelier, weer een roodharige man, die moeilijkheden over de bagage maakt. Aschenbach beveelt hem om terug te keren naar de kade. In zijn hotel, merkt Aschenbach tijdens het diner een aristocratische Poolse familie op, gezeten aan een nabijgelegen tafel. Onder hen is een adolescent in een matrozenpakje. Aschenbach, geschrokken, realiseert zich, dat de jongen mooi is. Zijn zusters, zijn echter degelijk gekleed en zien er bijna ingetogen uit. Kort daarop, na de jongen en zijn familie op het strand te hebben bespied, hoort Aschenbach de naam van de jongen, Tadzio, en maakt voor zichzelf uit, dat hij het waarnemen van Tadzio louter als een abstracte, artistieke waarde beschouwt.
Later, tijdens een avondvoorstelling door een stel langskomende artiesten, heeft hij een gesprek met de ( onsympathieke ) leider van de groep; wederom een roodharige man.

Obsessie

Vanuit eerdere ervaringen weet Aschenbach, dat het warme, vochtige weer mogelijk zijn gezondheid zal gaan beïnvloeden, waarop hij besluit om te vertrekken naar een wat frissere locatie. Op de ochtend van zijn geplande vertrek, ziet hij echter Tadzio weer, en een sterk gevoel van spijt overvalt hem. Bij het treinstation aangekomen, stelt hij vast, dat zijn bagage naar een verkeerde locatie is verzonden en doet hij alsof hij vreselijk kwaad is, maar is in feite dolblij. Hij besluit in Venetië te blijven en op zijn bagage wachten, waarna hij verheugd terugkeert naar zijn hotel, en er niet over peinst dit nog te verlaten. De komende dagen en weken, ontwikkelt zich Aschenbach's interesse in de mooie jongen tot een ware obsessie. Hij kijkt voortdurend naar hem, geeft zich over aan dagdromen en volgt hem stiekem naar Venetië. Op een avond in het hotel, zendt de jongen hem een charmante glimlach. Aschenbach denkt, dat hij dit doet zoals Narcissus die zijn eigen spiegelbeeld toelachte. Onthutst, rent hij naar buiten, en in de lege tuin fluistert hij hardop: Ik hou van jou!

Gevaar

Aschenbach maakt vervolgens een trip naar de binnenstad, waar hij een paar discreet geformuleerde mededelingen aangeplakt ziet van het Ministerie van Volksgezondheid, die waarschuwen voor een niet nader omschreven besmetting en adviseren de inwoners het eten van schelpdieren na te laten. Hij ruikt overal een onbekende, sterke geur, en beseft naderhand dat het een ontsmettingsmiddel is. De autoriteiten ontkennen bij navraag echter keihard, dat de besmetting ernstig is. Toeristen blijven hierdoor, niet bewust van het gevaar, rustig rondslenteren door de stad. Ook Aschenbach negeert aanvankelijk het gevaar, omdat het hem wel goed uitkomt om net te doen alsof de warme lucht en de stadslucht de oorzaak van de problemen zijn.

Gedurende deze periode, kruist een derde roodharige, verdacht uitziende man het pad van Aschenbach. De man hoort bij een groep straatzangers die de hotelgasten vermaken. Aschenbach luistert geboeid naar nummers die hij voorheen zou hebben veracht, intussen de blikken gericht houdend op Tadzio, die op een nabijgelegen borstwering leunt in een mooie, klassieke houding. De jongen beantwoordt uiteindelijk Aschenbach's blikken en hoewel het moment vluchtig is, besluipt bij de schrijver toch het gevoel dat de aantrekkingskracht wederzijds begint te worden. Vervolgens herneemt Aschenbach zijn zelfrespect en besluit om uit te zoeken wat de echte reden is van de maatregelen die in de stad zijn aangekondigd. Nadat herhaaldelijk door de hoteldirectie en door anderen is verzekerd dat de warme zuid-oostenwind afkomstig uit de Sahara, de sirocco, het enige gevaar is voor de gezondheid, vindt hij een Britse reisagent die met tegenzin toegeeft dat er een ernstige cholera-epidemie in Venetië heerst, waarbij al slachtoffers zijn gevallen. Aschenbach besluit hierop om Tadzio's moeder van het gevaar op de hoogte te brengen, maar hij overweegt dit nog even uit te stellen, aangezien dan ook Tadzio het hotel zal verlaten en hij hem dan niet meer zal zien.

Neergang

Een droom vol wellustige beelden, openbaart Aschenbach de seksuele aard van zijn gevoelens voor Tadzio. Daarna begint hij zo openlijk en zo hardnekkig naar de jongen te staren, dat het Aschenbach niet ontgaat, dat zijn begeleiders dit tenslotte opmerken en de jongen waarschuwen uit de buurt van die vreemde, eenzame man te blijven. Maar Aschenbachs gevoelens, hoewel hartstochtelijk en intens, blijven onuitgesproken. Hij raakt Tadzio nooit aan, of spreekt met hem. Hoewel er aanwijzingen genoeg zijn, dat Tadzio zich bewust is van zijn bewondering, gebeurt er niets meer dan af en toe een wederzijdse, heimelijke blik.

Aschenbach begint nu te piekeren over zijn ouderwordend gezicht en zijn lichaam. In een poging om zich wat aantrekkelijker te maken, bezoekt hij de hotelkapper bijna dagelijks, die hem uiteindelijk overhaalt om zijn haar te laten verven en zijn gezicht op te maken om zich zodoende een wat jeugdiger aanblik te verschaffen. Het resultaat is een vrij nauwkeurige herhaling van het gedrag van de oude man op het schip waar Aschenbach zo ontzet over was. Met zijn zwart geverfde haren en zijn opgemaakte gezicht, schaduwt hij in de drukkende hitte Tadzio in Venetië. Hij verliest hem uit het oog in het hart van de stad. Uitgeput en dorstig koopt hij wat overrijpe aardbeien en rust op een verlaten plein en overdenkt het platonische ideaal van schoonheid midden tussen de ruïnes van zijn eigen, eens zo formidabele waardigheid.

Een paar dagen later als Aschenbach ziek en zwak, naar de lobby van het hotel loopt, ontdekt hij, dat de Poolse familie van plan is om na de lunch te vertrekken. Hij loopt over het strand naar zijn gebruikelijke ligstoel. Tadzio is er, deze keer zonder toezicht, in gezelschap van een oudere jongen. Een stoeipartij komt op gang tussen de twee jongens, en Tadzio ligt al snel onder, waarna hij boos zijn metgezel verlaat en in de buurt van Aschenbach op het strand de zee opzoekt. Dan draait hij zich halverwege om, en kijkt naar zijn bewonderaar. Voor Aschenbach is het net alsof de jongen naar hem wenkt. Hij probeert op te staan en hem te volgen, maar zakt echter zijwaarts in zijn stoel. Na een paar minuten snelt men te hulp.
Man brachte ihm auf sein Zimmer. Und noch desselben Tages empfing eine respektvoll erschütterte Welt die Nachricht von seinem Tode.

Symboliek

Het is niet geheel toevallig, dat de schrijver Thomas Mann het verhaal laat afspelen in Venetië, met zijn kanalen en het omringende water. Water is psychologisch gezien een uitermate krachtig symbool van de onbewuste, diepere lagen van de persoonlijkheid. Om Venetië te bereiken, moet Gustav von Aschenbach gedeeltelijk per schip reizen. Ook in Venetië verplaatst hij zich een paar keer per gondel. Het schip vormt van oudsher in het algemeen een symbool van de reis maar ook van de levensreis, in dit geval ook van de laatste reis van de schrijver. Ook de drie ontmoetingen met roodharige mannen is niet geheel toevalig. Zij symboliseren energie, avontuur, passie en vasthoudendheid. Het getal 3 neemt in deze context ook bijzondere plaats in, aangezien dit getal van oudsher de basis weergeeft van de grote gebeurtenissen in het leven, namelijk:

  • verleden, heden en toekomst
  • lichaam, ziel en geest
  • geboorte, leven en dood

Tadzio

Thomas Mann's vrouw Katia herinnert eraan, dat het idee voor de novelle ontstond tijdens een vakantie in Venetië van haar en Thomas Mann in het voorjaar van 1911. Zij schreef destijds hierover het volgende:

„Alle details van het verhaal, te beginnen met de man op de begraafplaats, zijn gebaseerd op de werkelijkheid. Ook in de eetzaal, zagen wij op de dag van aankomst de Poolse familie, op precies dezelfde manier waarop mijn man dit beschreef. De meisjes waren nogal stijf en ingetogen, en de zeer charmante, mooie jongen van ongeveer 13 droeg een matrozenpak met een open kraag en was zorgvuldig gekleed. Hij trok onmiddellijk de aandacht van mijn man. Deze jongen was enorm aantrekkelijk, en mijn man kon niet nalaten naar hem te kijken, als hij met zijn metgezellen op het strand speelde. Hij achtervolgde hem niet, zoals in de novelle, door de straten van Venetië. Dat heeft hij gelukkig nagelaten, maar de jongen fascineerde hem wel, en hij dacht vaak aan hem. Ik herinner me nog dat mijn oom, een beroemde hoogleraar kerkelijk recht in Leipzig, hier woedend over was. "Wat een verhaal voor een getrouwde man met een gezin"”
Katharina Pringsheim

De jongen, Tadzio dus, waarop Thomas Mann zich ïnspireerde was Baron Władysław Moes, wat door de meesten werd afgekort tot Władzio of fonetisch tot Adzio. Deze ontdekking kwam rond 1964 in de wereld door de vertaler van Thomas Mann, Andrzej Dołęgowski, en werd gepubliceerd in de Duitse pers in 1965. Sommige bronnen meldden, dat Moes zich dit alles pas herinnerde toen hij in 1971 de verfilming zag van de roman.

Baron Moes werd geboren in 1900 en was 11 jaar toen hij in Venetië was, dus aanzienlijk jonger dan Tadzio in de novelle. Moes stierf in 1986 en is begraven in Warschau. Hij was het onderwerp van een biografie, The Real Tadzio[1]

Verfilming

In 1971 maakte de Italiaanse regisseur Luchino Visconti, naar de novelle van Thomas Mann, een ruim twee uur durende film, onder de titel: Morte a Venezia. De rolverdeling hierbij was als volgt:

  • Dirk Bogarde: Gustav von Aschenbach
  • Björn Andrésen: Tadzio
  • Silvana Mangano: Tadzio's moeder

De film is bijna geheel op locatie opgenomen, wat dus betekent, dat het, nog steeds bestaande, Grand Hôtel des Bains, min of meer als decor heeft gediend. In de film wordt de schrijver Gustav von Aschenbach voorgesteld als dirigent en componist, die persoonlijk en artistiek in een dieptepunt verkeert. Dat Visconti een musicus neemt in plaats van een schrijver, zoals in de novelle, ligt wel een beetje voor de hand, aangezien hij daarmee dramatische effecten kon oproepen door de koppeling met de achtergrondmuziek.

Introductie

De ontwikkeling van het verhaal, zoals in de novelle weergegeven, wordt in de film redelijk getrouw gevolgd. Aan het begin van de film glijdt de stoomboot 's ochtends in de lagune van Venetië, waarbij het schitterende Adagietto, het 4 e deel uit Gustav Mahlers vijfde symfonie op de achtergrond klinkt. Op het dek zit de componist, zijn jas dicht met een sjaal tegen de kou, en kijkt in de verte.

Eerste ontmoeting

Als Aschenbach voor het eerst Tadzio waarneemt, gaan zijn gedachten terug naar een gesprek met zijn vriend Alfried, een dirigent, die enkele van zijn werken vertolkte. In deze passage speelt Alfried op een vleugel delen van het Adagietto, terwijl Aschenbach mijmert over de vergankelijkheid van de dingen. Dan praten ze over de vraag, hoe schoonheid aanwezig is in de kunst en of de natuurlijke schoonheid superieur is aan artistieke schoonheid.

Afscheid op het strand

Een paar dagen later, als Aschenbach vanuit een strandstoel van Tadzio ziet spelen met andere kinderen in het zand, wordt hij door dit tafereel geïnspireerd en schrijft hij delen op van een nieuwe compositie. Kort voor het vertrek van de Poolse familie, ziet hij Tadzio voor de laatste keer op het strand, terwijl hij opnieuw in gedachten luistert naar de hemelse klanken van het Adagietto. Uitgeput zit hij in zijn ligstoel, waarbij door de hitte de kleur van zijn geverfde haren over zijn rood aangelopen gezicht loopt, en hij Tadzio ziet stoeien met zijn speelgenoot. Teleurgesteld door de nederlaag wandelt Tadzio naar de zee waar de zon in wordt weerspiegeld. Hij waadt door het water tot hij bij een zandbank aankomt, en draait zich daar langzaam om en kijkt over zijn schouder naar het strand en ziet daar Aschenbach. Aschenbach die stervende is, volgt zijn bewegingen. Tadzio heft nu langzaam zijn arm en wijst in de verte. Aschenbach probeert op te staan, maar valt dan dood neer in zijn ligstoel. Bedienden snellen toe en brengen hem naar het hotel.

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º The Real Tadzio - Short Books (2001) van Gilbert Adair.
rel=nofollow
rel=nofollow