Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Christelijke kabbala

Uit Wikisage
Versie door O (overleg | bijdragen) op 18 apr 2018 om 08:16 (historische streek)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina gaat over de zogenaamde ’christelijke kabbala’. Voor andere kabbalistische tradities, zie: kabbala, praktische kabbala en hermetische kabbala

De christelijke kabbala (vaak ook als Cabala geschreven) is een kabbalistische traditie uit de tijd van de renaissance, toen christelijke geleerden in aanraking kwamen met de mystieke teksten van de joodse kabbala, waarna ze deze concepten trachtten te verenigen met christelijke mystieke denkbeelden.

Beschrijving

Net als in de oorspronkelijke joodse kabbala, was er ook in de zogenaamde christelijke kabbala geen uniforme leer. Er waren theoretische kabbalisten, die magie afwezen, maar anderzijds ook praktisch georiënteerde kabbalisten die er gebruik van maakten.[1]

De aanhangers van de christelijke kabbala beschouwden de joodse leren als waardevol voor het christendom en vonden dat het judaïsme meer waarheid bevatte dan over het algemeen door christenen werd aangenomen. Vooral in de kabbala zagen zij christelijke waarheden en zochten ze naar parallellen tussen het jodendom en het christendom. Hoewel het christendom de opvolger en verbeteraar van het jodendom diende te zijn, mocht het het respect voor het jodendom niet verliezen.[1] De christelijke kabbala werd veelal gebruikt als een werktuig voor het bekeren van de joden. Vanuit joods-kabbalistisch standpunt was deze benadering van de kabbala verkeerd en vervalst.[2]

Aan de basis van de christelijke herinterpretatie van de kabbala lagen waarschijnlijk twee vervalsingen uit de 15e eeuw, waarin christelijke zienswijzen werden gepropageerd.[3]

Christelijke kabbalisten konden niet onderscheiden tussen Talmoedische commentaren en kabbalistische leren en hadden slechts fragmenten van kabbalistische informatie ter beschikking. Men gaat ervan uit dat Johannes Reuchlin een gebrek aan kennis veinsde om op die manier joodse boeken van de vernietiging te kunnen redden. In het algemeen werd de Talmoed als een boosaardig boek gezien, maar de kabbala als een bron van christelijke waarheden. Door de bewering dat Talmoedische werken kabbalistisch waren, kon men verhinderen dat deze verbrand werden.[1]

Toch is de onwetendheid van een aantal auteurs volgens de historicus Gershom Scholem schokkend: „Robert Fludd hield de Zohar voor een rabbijn!”[4]

De speurtocht naar christelijke inhoud in de kabbala omvatte bijvoorbeeld het interpreteren van de drie verschillende letters in het Tetragrammaton, de hoogste drie sefirot of Hebreeuwse namen en titels van God als hypostasen van de Drie-eenheid[1] of van Jezus Christus, op de kabbalistische levensboom genageld.[5][6] Christelijke kabbalisten gebruikten ook methoden zoals notarikon om een christelijke betekenis in de Thora te vinden.[1][5] Aan gematria, notarikon en temoera, die „in de populaire mening als bijzonder ’kabbalistisch’ gelden”[7] werd door de christelijke kabbalisten een te grote betekenis toegekend.[8][9]

Aanhangers van de christelijke kabbala waren eerder geïnteresseerd in het zoeken naar Griekse filosofie of christelijke inhouden in de kabbala dan aan de kabbala zelf.[1] De vrouwelijke verschijning van God in de sjechina of in de onderste sefira malchoet werd niet overgenomen in de christelijke kabbala.[1]

Geschiedenis

Toen christelijke geleerden door het vertalen van oude Griekse en Hebreeuwse teksten in Spanje in de 13e eeuw in aanraking kwamen met de neoplatonische teksten en mystieke teksten van de joodse kabbala, trachtten zij deze voorstellingen te verenigen met christelijke mystieke denkbeelden. De christelijke kabbala zelf was een relatief kortstondig fenomeen tijdens de renaissance.

De eerste pogingen om joden met behulp van de kabbala tot het christendom te bekeren werden in de middeleeuwen ondernomen door Ramon Llull.[10] Llull was zelf geen kabbalist.[2] Bij de joodse profetische kabbalist Abraham Abulafia zagen een aantal geleerden zoals M. H. Landauer een neiging tot christelijke ideeën. Alleszins uitte Abulafia zich tegen het christendom.[11] Toch had Abulafia de ontwikkeling van de christelijke kabbala beïnvloed.[1][10] In 1480 verscheen de Latijnse vertaling van het voorkabbalistische werk Sefer Jetsira door meester Isaäk.[1]

In 1492 moesten de joden Spanje verlaten of katholiek worden. 300.000 verlieten het land. Anderen stierven een gruwelijke dood. Nog een groot aantal anderen hadden geen martelarenmoed, maar ging over tot de katholieke religie. Terwijl velen in het geheim joods bleven, gingen anderen oprecht geloven in de religie die hen was opgelegd. Tussen de onder dwang bekeerden waren ook geleerden en letterkundigen. Via hen begon zich de kennis van het Hebreeuws te verspreiden in de christenheid en zou een grote invloed gaan uitoefenen op de reformatie. Velen waren ook kabbalisten, en al spoedig vond hun esoterische leer ook aanhangers onder de christenen.De kabbala werd in die tijd de hoofdreden onder christelijke geleerde om Hebreeuws te gaan studeren.[12]

Wanneer men de bekeerlingen uit het jodendom niet meerekent, geldt Giovanni Pico della Mirandola als de eerste bekende christelijke kabbalist,[1](15e eeuw).[1][13][14] Het eerste christelijk-kabbalistische werk zijn twee waarschijnlijk vervalste brieven in het Hebreeuws, die door Pablo de Heredia in het Latijn werden vertaald en van commentaar werden voorzien. Zijn werk bestaat voor een groot deel uit citaten uit onbestaande kabbalistische werken en anderzijds verkeerde citaten uit echte kabbalistische werken zoals de Zohar.[13] De christelijk-kabbalistische zienswijzen werden voor het eerst systematisch geordend door Paulus Ricius, die ook vertrouwd was met minder bekende teksten. Hij bewees zich als goede vertaler van onder andere Scha’are Orah, het hoofdwerk van Jozef Gikatilla. In Ricius’ vertaling: Portae lucis ’De poorten van het licht’. Ook de convertiet Pietro Colonna Galatino was bekend met het kabbalistische bronmateriaal. Hij schreef De arcanis Catholicae veritatis ’Over geheime katholieke waarheid’.[1] In de 16e eeuw verschenen vertalingen van de Sefer Jetsira en de Zohar door Guillaume Postel en een tweetalig Hebreeuws-Latijnse uitgave van de Sefer Jetsira door Johannes Stephanus Rittangelus.[1] Johannes Pistorius de jongere publiceerde in Artis cabalisticae een selectie van kabbalistische teksten, waaronder de Portae lucis van Ricius en de Sefer-Jetsira-vertaling van 1480. De bekendste samenstelling van joodse en christelijke kabbalistische teksten is de Kabbala denudata van Christian Knorr von Rosenroth. Deze uitgave bevatte ook joodse teksten uit de tijd na de verdrijving van de joden uit Spanje.[1]

Kabbalistische elementen zijn ook terug te vinden in de magische werken uit die tijd, van auteurs als Johannes Trithemius, Heinrich Cornelius Agrippa von Nettesheim (waar ze opduiken in combinatie met middeleeuwse angelologie, demonologie en de daarmee verbonden magie in boek 3 van De occulta philosophia,[15]) en John Dee.[1] Bij Dee stammen de kabbalistische invloeden uitsluitend uit christelijke bronnen, vooral van Agrippa van Nettesheim.[16] Vanaf de late 16e eeuw vond een vermenging plaats van alchemie en christelijke kabbala, onder andere door Paracelsus. Deze vermenging ontwikkelde tot in de 17e en 18e eeuw, was typerend voor onder andere Heinrich Khunrath, Abraham von Frankenberg en Robert Fludd en vond een hoogtepunt in Georg von Wellings Opus Mago-Cabbalisticum en de boeken van Friedrich Christoph Oetinger.[17]

Aanhangers van een stroming die de naam ’occulte filosofie’ kreeg, zoals Agrippa en Pico, probeerden filosofieën te ontwikkelen waarin hermetische, Hebreeuwse en klassieke kennis werden versmolten, om deze te verenigen met de christelijke theologie.[18] Ondanks hun esoterische karakter werden de hermetische en kabbalistische ideeën die de basis vormden van de occulte filosofie, in het Europa van de renaissance aanvankelijk positief opgenomen. De geschiedkundige Frances A. Yates beschouwde de occulte filosofie zelfs als de centrale drijfveer achter de renaissance.[19] Het is waarschijnlijk geen toeval dat de occulte filosofie, die belang hechtte aan eenheid, populair werd in de tijd van de reformatie en de renaissance; mogelijk verwachtte men van deze filosofie en van haar fusie van materiaal uit diverse bronnen, een oplossing voor de religieuze en politieke schisma’s van die tijd.[20] De scholastiek poogde in de middeleeuwen geloof en vroomheid te bevorderen; in de renaissance werd het individuele streven en de zoektocht naar kennis bevorderd. De hermetica probeerde kennis en geloof te verenigen.[21]

Tegen het einde van de 16e eeuw werden christelijke magiërs zoals Agrippa en John Dee verdacht wegens hun theurgie, en als onderdeel van de contrareformatie versterkte ook de reactie tegen het renaissance-neoplatonisme en de daarmee geassocieerde occulte stromingen. De christelijke kabbala, die aanvankelijk als legitimatie diende voor occult denken, verloor nu zijn status, net wegens het occulte denken en werd met hekserij geassocieerd. Dee en Giordano Bruno werden wegens hun filosofie in diskrediet gebracht; Dee bracht het einde van zijn leven in armoede door, Giordano stierf op de brandstapel in 1600.[20]

Latere christelijke kabbalisten volgden vaak Pico en Reuchlin, die ook bronnen uit de tweede hand hadden gebruikt. Enkelen leerden ook van de joden en studeerden ook in het Hebreeuws. Maar dikwijls kwamen ze daarbij niet verder dan wat ze uit de door hen gebruikte taalleerboeken vernamen.[1]

Een fervent tegenstander van de ’christelijke kabbala’ was de minderbroeder Marin Mersenne, met zijn Questions sur la Genèse. Jacques Gaffarel antwoordde in Abdita divinae cabalae mysteria (1625), waarin hij, zoals Pico della Mirandola, de Cabala als „de mystieke uitlegging van de Heilige Schriften, die voor en na de komst van de Christus werd overgeleverd.”

De christelijke kabbala was van grote betekenis voor het ontstaan van de hermetische kabbala.[22]

Belangrijke figuren

Ramon Llull

Zie Ramon Llull voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De later zalig verklaarde Ramon Llull (geboren in 1232/33, Ciutat de Majorca, nu Palma?, Mallorca, nu in Spanje, gestorven 1315/16, Tunis) was zoek naar een universeel systeem en compendium van alle kennis, dat hij „Ars Magna”: „De Grote Kunst” noemde (1305–08). Llull maakte gebruik van logische methodes om te trachten de dogma’s van de christelijke theologie te bewijzen. Hierbij combineerde hij symbolische notatie en tabellen om alle vormen van kennis te combineren en voor te stellen, theologie, filosofie en de natuurwetenschappen inbegrepen. Hij was zelf geen kabbalist of christelijke kabbalist, maar was geïnteresseerd in de mogelijkheden die de kabbala bood voor het voeren van debat met joden. Zo was hij een middeleeuwse voorloper van de christelijke kabbalisten.

Pico della Mirandola

Giovanni Pico della Mirandola (1463–1494), een student van o.a. Marsilio Ficino aan diens Florentijnse Academie, gaf de opdracht tot het vertalen van Hebreeuwse teksten en introduceerde zo de joodse mystiek in Italië.

Zie Giovanni Pico della Mirandola voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na zijn studies canoniek recht aan de universiteit van Bologna, studeerde Pico, die al Grieks en Latijn beheerste, in de periode 1480–1482 Hebreeuws, Aramees en Arabisch bij Elia del Medigo in Padua. Deze del Medigo vertaalde voor Pico ook Hebreeuwse manuscripten naar het Latijn. In Florence kwam hij in aanraking met Lorenzo de Medici, maar het liep bijna slecht voor hem af nadat hij verliefd werd op diens nichtje. Pico wilde er met het meisje vandoor gaan, maar werd op bevel van de echtgenoot van het meisje opgepakt en in de gevangenis gegooid. Toen hij dankzij Lorenzo de Medici vrijkwam, trok hij zich terug in Perugia om van zijn wonden te genezen. „Het was daar”, zo vertelde hij in een brief aan Lorenzo, „dat de voorzienigheid zekere boeken in mijn handen legde. Het waren Chaldeeuwse boeken vol mysterie.” In die boeken las hij over de mystieke kabbala en over hermetische schrijvers zoals Hermes Trismegistus. De kabbala en de hermetica werden in de tijd van Pico geacht even oud te zijn als het Oude Testament, wat voor hem de reden was om ze een bijna bijbelse status te verlenen. Pico’s eigen behandeling van de thema’s in die boeken was vrij syncretisch: hij betrok er allerlei elementen bij die hij uit vele verschillende bronnen putte. In zijn „Redevoering over de Waardigheid van de Mens” uit 1486, waarin hij mogelijkheden onderzoekt om tot ware, volledige kennis te komen, blijkt deze aanpak duidelijk: Pico combineerde hierin platonisme, neoplatonisme, aristotelisme, hermetisme en kabbala.

Johannes Reuchlin

Zie Johannes Reuchlin voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Johann Reuchlin (1455–1522), was een Duitse humanist en vooraanstaand geleerde in het Grieks en Hebreeuws. Na Mirandola in Italië te hebben ontmoet, ging hij Hebreeuws studeren bij een Joodse arts, Jakob ben Jehiel Loans, waarop hij het werk „Arte Cabbalistica” in 1517 schreef.

Balthasar Walther

Balthasar Walther (1558 – circa 1630), was een Silezische[23] arts. Tussen 1597 en 1599 reisde hij naar Afrika en het Heilige Land om daar van mensen in Safed meer te leren over kabbala en joodse mystiek. Zelf claimt hij zes jaar te hebben gespendeerd aan deze reizen, maar het waren eerder verschillende kortere uitstappen. Er is geen enkel werk van betekenis van hem bekend over de christelijke kabbala, maar hij onderhield een aanzienlijke verzameling manuscripten over magie en kabbala. Zijn betekenis voor de geschiedenis van de christelijke kabbala ligt eerder hierin, dat zijn ideeën en leerstellingen een diepgaande invloed hebben uitgeoefend op het oeuvre van de Duitse theosoof Jakob Böhme. In het bijzonder Böhme’s „Veertien Vragen over de Ziel” uit 1621 is aan hem schatplichtig.

Athanasius Kircher

Bestand:Athanasius Kircher.jpg
Athanasius Kircher
Zie Athanasius Kircher voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Athanasius Kircher was een Duitse jezuïetenpriester en veelzijdig geleerde. Hij schreef in 1652 uitgebreid over kabbala en bracht daarbij nieuwe elementen aan uit het orfisme en de Egyptische mythologie. Zijn bekendste werk op dat gebied is „Oedipus Aegyptiacus”, dat hij zelf illustreerde met een door hem aangepaste levensboom.

Christian Knorr von Rosenroth

Christian Knorr von Rosenroth (1631–1689) was een christelijke hebraïcus die de kabbala bestudeerde, in de overtuiging daar bewijzen voor de christelijke leer aan te treffen.

Johan Kemper

Johan Kemper (1670–1716) was een leraar Hebreeuws die verbonden was aan de universiteit van Uppsala in de periode 1697 tot 1716. Hij was waarschijnlijk ook de leraar van Emanuel Swedenborg.

Kemper, die voorheen gekend was als Moses ben Aaron van Krakau, was als vroegere aanhanger van het judaïsme bekeerd tot het lutheranisme. Tijdens zijn verblijf in Uppsala schreef hij een driedelig werk over de Zohar, getiteld „Mattee Mosje” (De Staf van Mozes). Daarin trachtte hij aan te tonen dat de Zohar de christelijke doctrine van de Drievuldigheid bevatte. Deze overtuiging bracht hem ertoe om een letterlijke vertaling naar het Hebreeuws van het evangelie van Mattheus te maken, met een kabbalistische commentaar erbij.

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen
  • (de) Karl R. H. Frick, Die Erleuchteten – Gnostisch-theosophische und alchemistisch-rosenkreuzerische Geheimgesellschaften bis zum Ende des 18. Jahrhunderts – ein Beitrag zur Geistesgeschichte der Neuzeit, Akademische Druck– und Verlagsanstalt, Graz, 1973. ISBN 3-201-00834-6
  • (en) Gangleri, Christian Cabala, 17 mei 2007 op gangleri.nl
  • (en) Donn Karr, The Study of Christian Cabala in English, 2012, (online: http://www.digital-brilliance.com/contributed/Karr/Biblios/ccinea.pdf)
  • Gershom Scholem, Die jüdische Mystik in ihren Hauptströmungen, suhrkamp Taschenbuch Wissenschaft, deel 330, eerste uitgave, suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main, 1980, p. 109. Originele titel: Major Trends in Jewish Mysticism, vertaling: Gershom Scholem und Nettie Katzenstein-Sutro
  • Walter Martin, Jill Martin Rische, Kurt van Gorden, The Kingdom of the Occult, Thomas Nelson, Nashville, Tennessee 2008, ISBN 9-781-4185-1644-4
  • Rachel Pollack, The Kabbalah Tree: A Journey of Balance & Growth, tweede oplage, Llewellyn Publications, St. Paul, MN, 2004, ISBN 0-7387-0507-1 (Google books)
  • Harvey J. Hames, Exotericism and Esotericism in Thirteenth Century Kabbalah, esoterica.msu.edu
  • Anthony J. Elia, An Historical Assessment of the Narrative Uses of the Words “Kabbalah,” “Cabala,” and “Qabala/h”: Discerning the Differences for Theological Libraries, In: Theological Librarianship: An Online Journal of the American Theological Library Association. 2, Nr. 2, American Theological Society, Chicago, december 2009, ISSN 1937-8904
  • Andrew Duxfield, Sara Munson Deats (uitg.), Doctor Faustus and Renaissance Hermeticism, in: Doctor Faustus – A Critical Guide, Continuum, London e.a., 2010
  • Israel Regardie, A Garden of Pomegranates: Skrying on the Tree of Life — Edited and Annotated with New Material by Chich Cicero and Sandra Tabatha Cicero, derde uitgave, Llewellyn Publications, St. Paul, MN, 2004. p. XIII, 138. ISBN 1-56718-141-4 google books
Verwijzingen
  1. 1,00 1,01 1,02 1,03 1,04 1,05 1,06 1,07 1,08 1,09 1,10 1,11 1,12 1,13 1,14 1,15 Gangleri
  2. 2,0 2,1 Karr, p. 1
  3. º Frick, p. 110.
  4. º Frick, p. 109.
  5. 5,0 5,1 Martin, Rische, Gordon, p. 147-151
  6. º Pollack, p. 49
  7. º Scholem, p. 109
  8. º Karr, p. 59
  9. º Scholem, p. 109
  10. 10,0 10,1 Hames
  11. º Scholem, p. 140, 412
  12. º Christian David Ginsburg, Massoreth Ha-Massoreth, p. 8-10
  13. 13,0 13,1 Karr, p. 2
  14. º Elia, p. 13
  15. º Karr, p. 20
  16. º Karr, p. 26
  17. º Karr, p. 48
  18. º Duxfield, p. 100
  19. º Duxfield, p. 98
  20. 20,0 20,1 Duxfield, p. 108
  21. º Duxfield, p. 107
  22. º Regardie, p. XXI, p. 138
  23. º Silezië is een historische streek in Centraal-Europa, voor het grootste deel in het huidige Polen.
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow
 
rel=nofollow