Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Autonomiegroep

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De autonomiegroep, ook wel ‘autonomieversterkende interventie’ of ‘autonomy-enhancing treatment’ (AET), is een behandeling in groepsvorm uit de wereld van de psychotherapie waarin het doel autonomieversterking is. Van oorsprong komen autonomiegroepen uit de feministische hulpverlening. In de moderne variant nemen ook mannen deel. Onder autonomie wordt het zelfsturend vermogen verstaan, zowel individueel als in contact met anderen.

Autonomie-verbondenheid

Het woord autonomie is opgebouwd uit de Griekse woorden autos (zelf), en nomos (wet), en betekent bij benadering: zichzelf de wet voorschrijven. Het begrip autonomie kent een lange traditie binnen allerlei domeinen van de psychologie, zoals de ontwikkelings-, klinische, onderwijs-, en arbeids- en organisatiepsychologie, maar ook in de filosofie.

De traditionele definitie van autonomie legt veel nadruk op onafhankelijkheid en separatie. Omdat autonomie en verbondenheid/gehechtheid inherent lijken te zijn aan elkaar en elkaar als het ware veronderstellen, werd het modernere begrip autonomie-verbondenheid geïntroduceerd door Bekker[1][2]. In de moderne definitie van Bekker betekent autonomie aan de ene kant weten wat we zelf willen en deze behoeften kunnen nastreven, maar tegelijkertijd ook naar het aangaan van bevredigende relaties, dicht bij anderen kunnen (en durven) zijn, hulp kunnen vragen en geven, en rekening kunnen houden met de wensen en behoeften van anderen. Dit alles zonder onszelf hierin te verliezen.

Het moderne begrip autonomie-verbondenheid bestaat uit drie componenten; autonomieproblematiek wordt gereflecteerd als een probleem met één of meer van deze componenten. Het gaat hierbij om zelfbewustzijn, gedefinieerd als het vermogen zich bewust te zijn van eigen meningen, wensen en behoeften, en deze in sociale interacties te uiten. De tweede component is gevoeligheid voor anderen, ofwel gevoeligheid voor de meningen, wensen en behoeften van anderen; hiertoe behoren ook empathisch vermogen en het vermogen tot en de behoefte aan intimiteit en separatie. De derde component is vermogen tot het hanteren van nieuwe situaties, geënt op het inzicht vanuit de hechtingstheorie [3][4]. dat bij veilige hechting exploratiegedrag wordt vertoond. Deze component reflecteert (on-)gemak in nieuwe situaties, flexibiliteit, exploratiegeneigdheid en afhankelijkheid van vertrouwde structuren.

Onderzoek maakt aannemelijk dat veel psychische klachten en stoornissen, zoals angst-, stemmings-, eet- en persoonlijkheidsstoornissen (mede) veroorzaakt en/of in stand gehouden kunnen worden door autonomieproblematiek [5][6][7][8][9] Een consistente bevinding is dat mensen met internaliserende stoornissen (waaronder angst en depressie) een specifiek autonomie-gehechtheid patroon hebben ten opzichte van mensen zonder deze klachten: een laag zelfbewustzijn, een hoge gevoeligheid voor anderen, en een lage capaciteit om nieuwe situaties te hanteren.

Behandeling

Het doel van de behandeling[10] is het ontwikkelen en vergroten van het zelfsturend vermogen. Hiertoe behoren ook het versterken van het zelfgevoel en van de verbondenheid met anderen zonder zichzelf ‘kwijt te raken’, en het leren beter met nieuwe situaties om te gaan. Voorop staat dat de cliënt het ‘eigen ik’ verder ontwikkelt en/of hervindt. Als gevolg van deze interventie wordt klachtvermindering en gedragsverandering verwacht.

Effectiviteit

Aanwijzingen voor de effectiviteit van autonomiegroepen voor angst (en depressie) komen momenteel vooral uit klinische ervaring. Gecontrolleerde effectstudies ontbreken. In enkele pilotstudies met verschillende patiënten (o.a. angst en depressie) werd gevonden dat de groepen de autonomie verbeterden: het zelfbewustzijn en het vermogen om nieuwe situaties te hanteren stegen, en de gevoeligheid voor anderen nam iets af. Op gebied van klachten namen angst, depressie en algemene psychische klachten af [11][12].

De ACS-30

De drie componenten van autonomie-verbondenheid kunnen in kaart worden gebracht door middel van de Autonomy Connectedness Scale, afgekort de ACS-30[13]. Enkele voorbeeld items:

Zelfbewustzijn. “Als mij gevraagd wordt wat ik wil, weet ik het antwoord meestal onmiddellijk”, “Ik vind het vaak moeilijk te bepalen wat ik zelf wil”, “Als ik de meningen van anderen hoor, verandert dat mijn eigen opvattingen vaak”.[14]
Gevoeligheid voor anderen. “Ik verdiep me vaak in de gevoelens van anderen”, “Ik vraag me dikwijls af wat anderen van mij vinden”, “Als ik iets doe waar anderen niet zo gelukkig mee zijn, zet ik dat gemakkelijk van me af”.[15]
Capaciteit om nieuwe situaties te hanteren. “Ik stap op nieuwe dingen gemakkelijk in mijn eentje af”, “Als het aan mij lag, zou ik de meeste tijd in mijn vertrouwde omgeving doorbrengen”, “Het kost mij moeite om op mijn eentje aan onbekende activiteiten te beginnen”.[16]

Referenties

rel=nofollow
rel=nofollow