Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

De Hilversumse badhuizen in de twintigste eeuw

Uit Wikisage
Versie door O (overleg | bijdragen) op 19 dec 2016 om 00:33 (https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=De_Hilversumse_badhuizen_in_de_twintigste_eeuw&oldid=48117178 -1- Ha.Jager 5 dec 2016)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Historie van de Hilversumse badhuizen met in het bijzonder de historie van de N.V. Hilversumsche Bad- en Zweminrichting, opgericht 1912, Badhuislaan 3 te Hilversum.

1. 1857 Diepenweg (Torenlaan). Voorafgaand aan het bouwinitiatief van de N.V. Hilversumsche Bad- en Zweminrichting in 1912 zijn meerdere initiatieven ondernomen om overdekte badgelegenheid te bieden aan de Hilversumse burgerbevolking. Deze bevolking was door de krappe, slechte en armoedige huisvesting in het algemeen gesproken volstrekt verstoken van enig badsanitair. Open riolen via de straten voor hemelwater en huishoudelijk afvalwater waren gebruikelijk. Eerst in 1998 werd de waterleiding in Hilversum aangelegd. De eerste ontwikkelingen van openbare badvoorzieningen in Hilversum zijn te danken aan de Hilversumse huisarts Johannes (jan) Fredericus van Hengel *1811 +1892. Deze liet aan de toenmalige Diepenweg in 1857 een gebouwtje oprichten, waarin onder andere zes voor burgers toegankelijke badkamers waren opgenomen, elk voorzien van een verdiept, marmer bekleed bad (ref.1). Kennelijk bedoeld voor de gegoede burger. Toegangsgeld 50 cent. Omstreeks 1955 werd deze badgelegenheid aan de Diepenweg, inmiddels Torenlaan geheten, gesloten.

2. 1885 Oude Haven. In 1842 werd een aanvang gemaakt om de Berensteinse Vaart vanaf de latere Hondenbrug verder uit te graven tot uiteindelijk de Havenstraat. Een zanddek tot 15 m dik werd met de hand afgegraven en afgevoerd. Dit gedeelte zou naderhand de 'Oude Haven' worden genoemd. In 1843 werd bij de Turfstraat een smal houten bruggetje over het water van het einde van de Berensteinse Vaart gemaakt om het daar gelegen woonbuurtje, alsmede de Loswal langs de Turfstraat bereikbaar te houden. In 1867 is in deze wijk de Hilversumsche Stoom Spinnerij en Weverij opgericht met in 1868 32 arbeiderswoningen met rode dakpannen. Dit buurtje werd daarom naderhand in het Hlversumse volksjargon het 'Rode Dorp' genoemd. Van 1797 tot ~1808 heeft hier ook nog een houtzaagwindmolen van de burgers Huibt. Jongeneel en Jan Koenders uit Blauw Capel bij Utrecht gestaan (ref. 6; molen nr. 15478). Dit houten bruggetje is in 1930 vervangen door een betonnen verkeersbrug (ontwerp: W.M. Dudok; ref. 11) als onderdeel van de Loosdrechtseweg; de Hondenbrug. In 1876 was het graven van de Oude Haven met een draaikom bij de huidige Badhuislaan vanaf de Oude Loswal/Turfstraat tot aan de Havenstraat voltooid. De Oude Haven is derhalve het verlengde van de Berensteinse Vaart, waarvan de aanleg dateert uit 1634 (ref. 8). In 1885 is door de heer Gerrit Jan Stokerman, afkomstig uit Amersfoort, in de Oude Haven een openlucht zwembad gesticht. Dit openlucht zwembad was gelegen ter hoogte van het einde van de huidige Hyacintenlaan. Toen was de waterkwaliteit van de Oude Haven tussen beide 15m hoge taluds nog geschikt (kwelwater?) als zwemwater en werd de haven nog niet gebruikt als afvoer voor Hilversums rioolwater. Deze openbare met schuttingen omheinde bad- en zweminrichting werd in 1898 gesloten (ref. 3,4,9).

3. 1890 Molenweegje/Badhuislaan. In november 1890 is door de gemeente Hilversum het op dat moment onverharde pad, dat liep van de Vaartweg naar de voormalige openlucht bad- en zweminrichting van de heer G.J. Schoterman aan de Oude Haven, de Badhuislaan genoemd. Ofschoon in 1890 van een badhuis ter plekke nog geen sprake was. Dat pad liep naar de plek, waar in 1914 een ongemakkelijk steile en hardstenen trap zou worden gemaakt zonder leuningen - 15 meter hoog - met 73 treden en met 3 tussentableaus (architect: Piet Andriessen; ref: 10). Ofschoon in 1890 van een badhuis nog geen sprake was aan de Badhuislaan. Naderhand in 1916 heeft architect W.M. Dudok (ref. 11) als één van zijn eerste werken voor de gemeente Hilversum op dezelfde hoek van de Badhuislaan met de Couperusweg een grote, vierkant gemetselde gasstraatlantaarn (~3½m hoog) laten maken met aan weerszijden aan de bovenkant van de trap gemetselde trapafsluitingen van enkele meters lang.

De Badhuislaan was tot 1890 een onverhard particulier zandpad met de naam Molenweegje (Molenweggetje?). Waarschijnlijk, omdat op het heuvelterrein, waar Boomberglaan, Badhuislaan en Vaartweg samen komen, zijnde het hoogste punt (~+25m NAP) van de nabije omgeving, de gemetselde windkorenmolen 'De Erfgooier' stond. Deze korenmolen was de derde versie in opeenvolging en is in oktober 1920 afgebroken (ref. 6). De oudste molen op dat terrein dateert uit ~1450 (ref. 2). Op de zogenaamde 'Ronde Kaart' van het Gooiland uit 1524 wordt op deze plek een molen op een heuvel vermeld. In het verre verleden werd de Vaartweg daarom achtereenvolgens genoemd: 'Den Moelen Dryft', van november 1829 tot mei 1876 het 'Moleneind, van mei 1876 tot december 1883 'Molendrift' en daarna tot op heden Vaartweg (ref. 2). Het molenrecht van de molen De Erfgooier dateert van vóór 1500. In het historisch archief uit de tijd van de vroege Erfgooiers waarschijnlijk nog traceerbaar, want de molenaar was een Erfgooier.In de omgeving van deze molen heeft nog een tweede molen gestaan, namelijk een houtzaagwindmolen (molendatabase nr. 15478), die vermoedelijk op hoger gelegen terrein nabij de Turfstraat.Oude Loswal heeft gestaan (ref. 6). Deze houtzaagwindmolen is zichtbaar op een etsafbeelding van Hilversum uit de periode 1797 tot <1808, van de hand van Anna Catharina Brouwer *Amsterdam 1772.

4. 1911 Gasthuisstraat 38. Op 26 oktober 1911 werd de Vereniging Volksbaden Hilversum opgericht. In 1911 stichtte de Vereniging Volksbaden Hilversum voor de arbeidersbevolking op de hoek van de Gasthuisstraat 38 en de Mauritslaan aan de havenzijde in een voormalig ziekenhuisje een openbaar badhuis (ref. 8). Dit badhuisje omvatte drie badkuipen en elf douchecellen in een eenvoudige doch praktische uitvoering, afgestemd op de eenvoud van de arbeidersbevolking. Deze voorziening bleek al snel te klein en werd in 1925 afgebroken. De Vereniging Volksbaden Hilversum wendde zich in 1916 tot de Hilversumse gemeenteraad met een verzoek tot financiële ondersteuning bij uitbreiding van de gemeentelijke badfaciliteiten in volkswijken.

5. 1912 N.V. Hilversumsche Bad- en Zweminrichting. De Vereniging Hilversumsche Bad- en Zweminrichting richtte op 30 oktober 1912 op de N.V. Hilversumsche Bad- en Zweminrichting. De N.V. werd op 30 november 1912 bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. Het maatschappelijk kapitaal, groot fl. 30.000 was verdeeld over 30 aandelen aan toonder van elk fl. 1.000 (ref. 5). De Hilversumsche Bad- en Zweminrichting werd gebouwd op initiatief van de heren F.M. Delfos en G. van Mesdag, een zakenman. De N.V. verzamelde door de verkoop van aandelen aan toonder van de N.V. fl. 12.500 voor de bouw en liet architect Everwijn Verschuyl (*29 augustus 1871 †25 oktober 1954) een ontwerp maken. Op dinsdag, 12 augustus 1913 werd de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting met enig feestelijk vertoon (foto's) geopend. Dit betekent sinds de Koninklijke goedkeuring op 30 november 1912 een bouwtijd van slechts 8 maanden! In die bouwtijd is een gebouw gerealiseerd met allure in een 'Louis XVI'-stijl. Niet alleen aan de buitenzijde maar ook aan de binnenzijde waren de bouwkundige detailleringen en versieringen van stand. Een monumentenstatus waardig.

Voor het zwemwater werd gebruik gemaakt van grondwater, dat achter het gebouw nabij het ketelhuis in de noordoosthoek van het terreinperceel werd opgepompt. In verband met de lage grondwaterstand (maaiveldhoogte +17m NAP zandgrond met het waterpeil van de Oude Haven +1m NAP zeer nabij) werd daartoe in de noordoostelijke punt van het terreinperceel een ronde (~Ø 1,75m) gemetselde waterput gemaakt met een diepte van ~15m met op de bodem in het droge een elektrische grondwaterpomp. Deze grondwatervoorziening was in 1948 nog steeds aanwezig maar is na de tijdelijke sluiting begin jaren dertig wegens een ernstig defect aan de grondwaterpomp niet meer in gebruik geweest. Bij de opening in 1913 beschikte de inrichting over een 'eigen' watervoorziening ondanks de aanwezigheid van een gemeentelijke waterleiding; de watertoren aan de Jacobus Pennweg op Trompenberg in 1893; het waterleidingnet in 1898.

Een rondgang door het gebouw, zoals dit in 1912 is gebouwd, toont het volgende te beginnen aan de voorzijde met de hoofdentree.

De fraai gevormde hoofdentree was gesitueerd in het midden van het front van het gebouw. Deze bestond uit een met 6 traptreden verhoogd, hardstenen entreebordes met twee hardstenen zijdelingse trappen en voorzien van een baldakeinachtige door 2 forse kolommen ondersteunde overkapping. Het bordes en de beide entreetrappen waren afgezet met een sierlijk met rondingen uitgevoerd smeedijzeren hekwerk. Via de bewerkte dubbele entreedeuren betrad men de entreehal, waar links een kantoorruimte met betaalloket voor de caissière/receptioniste en rechts een besloten kantoortje. Vervolgens over de volle breedte van de entreehal een tweede trap van 5 treden naar een tussenruimte eveneens met hardstenen vloeren om uiteindelijk in de zwemzaal te geraken. In deze tussenruimte kon men hetzij naar rechts (heren) dan wel naar links (dames) naar de gescheiden heren of dames bad- en doucheafdelingen. Aan de herenzijde waren 9 kuipbaden en 6 doucheruimten. Aan de dameszijde waren 6 kuipbaden en 6 doucheruimten. De badkuipen waren vrijstaand van geëmailleerd staal. Kosten: kuipbad 75 cent; douche 25 cent. Handdoeken waren naar behoefte te huur. Aan de zijde van de heren badafdeling kon men buitenom bij de Floralaan via een trap afdalen om door een zij-ingang de volksbaden te bezoeken. Kosten: kuipbad 25 cent; douche 15 cent. De drie bad- en doucheafdelingen hadden ieder bij hun entree een wachtruimte. Aan de zijde van de dames badafdeling was eveneens buitenom een vergelijkbare zij-ingang naar een souterrain. Hier was een bewaakte fietsenstalling. In hetzelfde souterrain was aan de frontzijde een separate ruimte, waar tijdens de periode 1937 tot 1949 enige drukpersen stonden, waaronder een Heidelberg (afkomstig van drukkerij Hekkema in Zuidhorn?; zie hierna). Hiermee kon het eigen drukwerk, zoals diverse zwemdiploma's, worden verzorgd. Het gebouw had een zelfstandige eigen huistelefooninstallatie met door het hele gebouw op diverse plekken een telefoontoestel met een draaislingertje om verbinding te maken. De gebruiksruimten werden verwarmd met een centrale stoomverwarming behalve in de bovenwoning.

Boven de entreeruimten bevond zich een separate bovenwoning. Daarover later.

Via de eerder vermelde tussenruimte bereikte men de zwemzaal. Bij de ingang hiervan was een zitgedeelte voor bezoekers van enige meters breed met een hekwerk ter afscheiding van het zwemgedeelte. Het zwembad had de ongebruikelijke afmetingen van 9 meter bij 18 meter met een maximale diepte van 3m aan de entreezijde en aan de tegenover gelegen oostzijde een ondiepe aanvangsdiepte van ~1,5m.Aan de ondiepe zijde van het zwembassin was aan weerszijden een betegelde toegangstrap met in het midden van de korte bassinzijde een fraai uitgevoerd stenen ornament van ~1,5m hoog met daaraan een grote leeuwenkop met open bek, waaruit het suppletiewater voor het zwembad stroomde. Zijdelings van beide toegangstrappen waren twee alternatieve wateraanvoervoorzieningen, waarbij het uitstromende water minder geraas maakte dan via de leeuwenkop. Aan de diepe zijde van het bassin bevonden zich een 3m en een 1m springplank, alsmede aan beide lange zijden een metalen ladder aan de bassinmuur, teneinde het water te kunnen verlaten. Langs beide zijden van het bassin waren elk 20 houten omkleedhokjes. Aan de zwembadzijde konden deze worden afgeschermd met behulp van een gordijn. Aan de tegenover gelegen toegangszijde konden de omkleedhokjes met een houten deur worden afgesloten. Aan de ondiepe zijde langs de oostgevel van de zwemzaal waren 10 separate douchehokjes, voorzien van een afsluitbare houten deur. Boven de douches was een stenen entresolvloer met 3 groepsomkleedhokken, geschikt voor ~25 personen per omkleedhok, eveneens afgeschermd met gordijnen. Deze entresolvloer was aan beide uiteinden via een betegelde trap vanaf de ondergelegen zwembadvloer bereikbaar. In de afsluitende oostgevel waren vijf grote en mooie glas in lood vensters aangebracht, waarvan de bovenranden de daklijn volgden. Deze fraaie gebrandschilderde vensters waren in enkelglas uitgevoerd. De beide langsgevels van de zwemzaal waren aan de bovenkant voorzien van grote, enkelglas vensterpartijen, waarvan de bovenste helft van ieder venster voor ventilatie gekierd kon worden open gezet. Vanwege de vochtige atmosfeer in de zwemzaal ontstond veel overlast van condensvorming op het enkelglas maar ook aan het ongeïsoleerde dakbeschot. Het dak van de zwemzaal werd gevormd door een ongeïsoleerd houten dakbeschot afgedekt met bitumen dakleer. In 1945 was het houten dakbeschot danig door houtrot aangetast. De buitenzijde van het metselwerk van het gebouw was zonder spouw uitgevoerd, Alle vensters waren met enkelglas uitgevoerd veelal in roedenverdeling.

De machinekamer was gesitueerd onder de douches aan de ondiepe zijde van de zwemzaal. In de machinekamer was als hoofdelement een grote, elektrische centrifugaalpomp voor het verversen van het zwembadwater, dat toegevoerd werd vanuit een viertal grote, betonnen open zandfilters. Deze zandfilters bevonden zich onder de tussenhal bij de hoofdentree van de zwemzaal tegen het kopse diepe gedeelte van het zwembad. In de machinekamer was verder veel leidingwerk, waterverdeelstukken met de nodige afsluiters, een ondergrondse waterspuitank, een groot elektrisch verdeel- en schakeltableau, etc. De totale waterinstallatie werd vanaf 1937 met gemeentelijk leidingwater gevoed.

Ten behoeve van de grote hoeveelheid benodigde warm leidingwater en stoom bevond zich op de noordoostelijke hoek van het gebouw een ketelhuis. In het ketelhuis lagen als belangrijkste elementen 2 vrijstaande kolen gestookte Cornwallstoomketels. Deze stoomketels waren beide voorzien van een grote kolentrechter en automatische kolentoevoer naar de vuurhaard. Zodoende konden de stoomketels enige tijd zonder direct toezicht functioneren. Nabij de stoomketels was de benodigde inpandige kolenopslag. Ten behoeve van de afvoer van de rookgassen stond langs de noordgevel tussen de fietsenstalling en het ketelhuis een ronde, gemetselde schoorsteen van ~25m hoog.

Aan de zuidgevel van het gebouw aan de zijde van de Floralaan was op het loerniveau van de machinekamer een wasserij. Deze wasserij was voorzien van een professionele wasserij inrichting met wasmachine, een centrifuge en een grote droogkast, die met stoom werd verwarmd. Deze wasserij werd vooral gebruikt voor het wassen en drogen van de vele gebruikte handdoeken, die belangstellenden bij binnenkomst tegen een kleine vergoeding konden huren.

Op het vloerniveau van machinekamer en ketelhuis waren rondom en onder het (ondiepe)zwembassin vele ongebruikte, loze ruimten en nissen zonder verlichting en grotendeels zonder vloerverharding (los zand) maar veelal wel met et nodige leidingwerk. Catacombe-achtig met veel spinnen; niet erg toegankelijk.

Ten behoeve van de opslag van de warmwatervoorraad was op de zolder van de bovenwoning een grote vierkante betonnen warmwatertank, die rondom met een dikke laag asbestwol was geïsoleerd. Deze warmwatertank nam het grootste deel van de zolderruimte in beslag.

Boven de hoofdentree voorzieningen tegen de westgevel van de zwemzaal bevond zich een separate bovenwoning, bestaande uit een woonverdieping en een zolder. Deze woning was via een privé trappenhuis vanuit de entreehal bereikbaar. De woonverdieping bestond aan de voorzijde uit een ongedeelde woonkamer in het midden en aan weerszijden daarvan een slaapkamer. Aan de zijde van de scheidingsmuur met de zwemzaal bevonden zich een grote woonkeuken met een gasaansluiting en nog een derde slaapkamer. In de scheidingsgang tussen voor- en achterzijde was een toilet. Iedere slaapkamer was in die tijd geschikt voor 3 slaapplaatsen. Er was geen badkamer of doucheruimte en ook geen centrale verwarming. De enige verwarming in de woning bestond uit een kolenkachel in de woonkamer. In het trappenhuis was de trap naar de zolder, waar zoals eerder vermeld een grote warmwatertank was. De rest van de zolder met dakkapel aan de voorzijde werd voor de rest slechts als beperkte opslagruimte benut. Evenals de rest van het gebouw waren alle vensters van de bovenwoning in roedenverdeling met enkelglas.

Op dinsdag, 12 augustus 1913, werd de bad- en zweminrichting met enig feestelijk vertoon voor de eerste keer geopend, hetgeen blijkt uit enige foto's van die gelegenheid. Waarschijnlijk vanwege de crisisjaren van de jaren dertig met een aanvang in oktober 1929 werd de bad- en zweminrichting begin jaren dertig gesloten.

 6.  1916 Twee nieuwe volksbadhuizen; Huygensstraat en Meidoornstraat.

Na uitvoerige discussies in de gemeenteraad naar aanleiding van het verzoek van de Vereniging Volksbadhuis Hilversum in 1916 werd door de raad besloten twee nieuwe volksbadhuizen te laten bouwen en die in exploitatie aan derden te geven. En wel één aan de reeds bestaande Vereniging Volksbadhuis Hilversum als onderdeel van het nog te bouwen sociale woningbouwcomplex aan de Meidoornstraat/Bosdrift en één als onderdeel van het nog te bouwen sociale woningbouwcomplex aan de Huygensstraat. Gemeentearchitect P. Andriessen (ref. 10) was inmiddels in 1914 overleden. Zijn opvolger, de bekende architect Willem Marinus Dudok (ref. 11), werd derhalve als directeur van de Dienst Openbare Werken (1915) en later in 1928 gemeentearchitect van de gemeente Hilversum belast met de uitvoering van dit besluit.

Het nieuwe volksbadhuis aan de Huygensstraat in de wijk Over 't Spoor werd op 14 juni 1920 in gebruik genomen. Dit badhuis omvatte 25 douches en 4 badkuipen en tevens een schoolbad met 12 douches. In 1956 is dit badhuis gemoderniseerd en in ~1970 wegens onvoldoende belangstelling als badhuis gesloten. In 2004 is dit bouwwerk met de aanpalende woningen afgebroken.

Het nieuwe volksbadhuis van de Vereniging Volksbadhuis Hilversum aan de Meidoornstraat in de wijk Het Bloemenkwartier werd als onderdeel van het gemeentelijke woningbouwcomplex aan de Meidoornstraat/Bosdrift op 3 december 1921 in gebruik genomen. Tot 1975 is dit als badhuis in gebruik gewest; daarna wegens onvoldoende belangstelling als badhuis gesloten. Op het ogenblik wordt dit voormalige badhuis in de Meidoornstraat gebruikt als medisch centrum onder de 'Het Oude Badhuis'. Dit gebouw is sedert enige jaren een Rijksmonument.

 7. ~1930  Crisistijd 1929.

Omstreeks 1930 is de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting aan de Badhuislaan vanwege de crisisjaren en dientengevolge gebrek aan belangstelling tijdelijk gesloten.

 8.  1937  Heropening Hilversumsche Bad- en Zweminrichting.

In 1937 heeft de heer Tjapko Jager, *Winschoten 9 januari 1881, †Baarn 10 maart 1962, brood/banketbakker en afkomstig uit Winschoten, Torenstraat, de bad- en zweminrichting aan de Badhuislaan 3 (nu: 15) te Hilversum gekocht. De heer Tj. Jager woonde op dat moment in Baarn op de Steijnlaan 6. Het beheer en de leiding van de inrichting werd na de aankoop gegeven aan zijn zoon, de heer Remt Klaas Jager (RKJ) *Winschoten 24 maart 1907 †Hilversum 11 augustus 1982. RKJ had in 1928 in Groningen aan de sportacademie zijn MO-akte lichamelijke opvoeding behaald. RKJ woonde met zijn gezin - toen met 3 kinderen - vanwege de crisisjaren in 1937 in Zuidhorn in de buurt van Kerkstraat/Schoolstraat en was daar als assistent werkzaam in de drukkerij van de heer Lupko Hekkema te Zuidhorn, Molenstraat 5, een aangetrouwde zwager van RKJ. Vanwege de nieuwe functie van RKJ in Hilversum reden voor hem om in 1937 met zijn gezin van Zuidhorn naar de Badhuislaan 3 te Hilversum te verhuizen. De auteur van dit document (*Amsterdam, 9 september 1933) is één van die drie kinderen van RKJ. De auteur heeft van 1937 tot 1949 in de bovengelegen bedrijfswoning van de bad- en zweminrichting gewoond. Veel detail informatie betreffende de inrichting en het gebruik van de bad- en zweminrichting tijdens eerder genoemde woonperiode is gebaseerd op persoonlijke herinneringen, dan wel persoonlijke foto's en geschriften. Spoedig na de verhuizing van RKJ is de bad- en zweminrichting daarop in 1937 weer in gebruik gegaan maar nu onder beheer van RKJ. De badmeester was de heer Breton, woonachtig op de Badhuislaan 16 te Hilversum. Een zus van RKJ, Harmanna (Mannie) Catharina Albronda-Jager, *Winschoten 2 november 1909 †Amsterdam 25 maart 2006 was badjuffrouw. Zij woonde destijds met echtgenoot Frikko (Koos) Derk Albronda op de Loosdrechtseweg 23 op de hoek met de Taludweg te Hilversum. Zij had eveneens aan de sportacademie in Groningen de MO-akte lichamelijke opvoeding behaald.

Tijdens de oorlogsjaren WO-II heeft de bad- en zweminrichting aan het einde van de oorlog dienst gedaan als eventuele noodopvang in verband met de mogelijke inzet van mosterdgas als strijdmiddel. Daartoe was op last van de Duitse bezetters een noodvoorraad steenkolen in de zweminrichting opgeslagen om warm waswater te kunnen maken. In de damesbadafdeling lagen in dit verband diverse Duitse attributen opgeslagen met ongewis gebruiksdoel. In Hilversum zou tijdens de oorlogsjaren WO-II onder Duits beheer mosterdgas in enigerlei vorm zijn opgeslagen. Met de algemene spoorwegstaking, die begon op 17 september 1944 na een oproep daartoe door de Nederlandse regering in ballingschap in Londen, en die duurde tot aan de volledige bevrijding op 5 mei 1945, viel de openbare stroomvoorziening ook uit. Hierdoor was ook haast geen leidingwater meer beschikbaar. Daarmee was de noodopvang door de Hilversumsche Bad- en Zweminrichtng tegen gasaanvallen ook niet meer bruikbaar. RKJ heeft toen onmiddellijk het grootste deel van de Duitse noodvoorraad steenkolen bij het ketelhuis afgevoerd naar de duistere catacomben onder het zwembassin en daar veilig gesteld. Met deze steenkolenvoorraad heeft RKJ tijdens de beruchte hongerwinter 1944/1945 voor zijn gezin nuttig ruilhandel kunnen drijven met het meelbedrijf van Beek op de Boomberglaan, met een veeboer aan het eind van de Vaartweg en vergelijkbaar. Door het uitvallen van de elektriciteit en omdat leidingwater nog maar beperkt werd geleverd werd daardoor in september 1944 de bad- en zweminrichting noodgedwongen voor onbepaalde tijd gesloten. Deze sluiting duurde tot het einde van WO-II op 5 mei 1945.

 9.  1945  Heropening van de bad- en zweminrichting in de Badhuislaan na de oorlogssluiting.

Spoedig na de bevrijding in mei 1945 kon de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting weer worden heropend. Als badmeester werd door de directie de heer Wingelaar aangesteld. Eén van de eerste noodzakelijke dingen was het vervangen van het dak in de zwemzaal. Daarin was inmiddels al spontaan een open gat ontstaan. Vervanging was derhalve hoog nodig. Het complete dakbeschot van de zwemzaal is vernieuwd met ongeïsoleerde asbestcement dakplaten. In de machinekamer werd in 1945 een chloreerinstallatie gemonteerd en in gebruik genomen om het recirculerende zwemwater niet alleen te filtreren maar ook te desinfecteren. Daartoe werd chloorgas in hogedruk cylinders gebruikt, hetgeen voor het bedienend personeel met gevaar gepaard ging.

Ook is in 1945 nog tevergeefs gepoogd om de grote grondwaterpomp uit de ~15 meter diepe waterput bij het ketelhuis boven de grond te krijgen. Deze pomp is tot aan de bovenkant van de waterput gekomen doch is weer naar beneden gevallen. Deze poging is verder gestaakt. Onbekend is of deze diepe waterput naderhand degelijk is afgedekt of voldoende is afgevuld met zand.

Na de oorlog WO-II werden op verschillende scholen blauwe toegangskaartjes voor de bad- en zweminrichting verkocht, waarmee de schoolkinderen op woensdagmiddag in de zweminrichting konden gaan zwemmen (ref:Wikipedia)

 10. 1948  Definitieve sluiting zweminrichting in de Badhuislaan; Kerk Apostolisch Genootschap.

Wegens onvoldoende bedrijfsresultaten is in 1948 de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting met aanhorigheden verkocht aan Het Apostolisch Genootschap. Daarom is de bad- en zweminrichting op 27 augustus 1948 definitief gesloten. Het gezin van RKJ heeft vervolgens daarna in 1949 de bovenwoning verlaten. Het gezin is via woningruil met de nieuwe beheerder van het Badhuislaan 3 verhuisd naar de Irisstraat 19A te Hilversum (ref. 1). Het gebouw aan de Badhuislaan 3 (heden: 15) te Hilversum met postcode 1217 SJ werd naar ontwerp van de heer B.H.Bakker en de heer H. Bunders, architecten, gewijzigd en verbouwd tot een kerk. Op 21 augustus 1949 werd de grondig tot kerk verbouwde bad- en zweminrichting door Het Apostolisch Genootschap als kerk in gebruik genomen. Op 8 april 2008 is het kerkgebouw als gemeentelijk monument aangewezen onder nummer 0402/GMH0073.

Sedert november 2011 staat de voormalige bad- en zweminrichting, later kerkgebouw, als kantoorgebouw op het adres Badhuislaan 15/Floralaan 20 te koop. Terreinperceel: 197 m²; gebouwinhoud: 4.758 m³. De bovenwoning stond separaat te koop; woonoppervlak 117 m².

 11.  2016 Naschrift.

In 1912/1913 is door architect Everwijn Verschuyl aan de Badhuislaan te Hilversum blijkens de foto's uit die tijd een fraai in 'Louis-XVI'stijl gebouw ontworpen en gebouwd. In 1948 was dit gebouw hoegenaamd onaangetast nog aanwezig. Zowel aan de buitenzijde maar ook inpandig conform de in 1912 gekozen bouwstijl met evenwichtige, karaktervolle ornamenten en versieringen.Het gerealiseerde gebouw overeenkomstig het architectonische ontwerp was een monumenten-status waard.

Met de rigoureuze verbouwing in 1949 lijkt dit volledig te niet te zijn gedaan. Hoegenaamd alle karakteristieke Louis XVI stijlelementen zijn met deze verbouwing grondig geamoveerd.

Bussum, december 2016.

  referenties:
 1.  Hilversums Historisch Tijdschrift-Eigen Perk; p. 2003/52-58; Jager Tj.
 2.  Straatnamenboek van Hilversum, 1988; Meijer A.H.
 3.  Oud Hilversum; fotocollecties van oud Hilversum met bijgevoegde tekstuele toelichting.
 4.  Harmen Visser; Foto's Hilversum, Gooise Vaart met tekstuele toelichting; 19 april 2011.
 5.  Afschrift van een exemplaar BEWIJS VAN AANDEEL aan toonder nr. 3471, groot duizend gulden (specimen) voorzien van handtekening.
 6.  Landelijke Molendatabase verdwenen molens; database molen De Erfgooier nrs. 15107, 4200, 1231 en een houtzaagwindmolen nr. 15478.
 7.  Gooi en Vecht Historisch; Badhuizen in Hilversum.
 8.  Gemeente Hilversum; diverse gemeentelijke publicaties op zoekwoord badhuis.
 9.  Eigen Perk 1997/4 p. 155-164; Het ontstaan en de ontwikkeling van de Gooise Vaart en de Haven van Hilversum; H.J.Th. van der Voort.
 10. Architect P. Andriessen *4 juli 1844  †8 april 1914; 1888: gemeentearchitect Hilversum tot overlijden in 1914.
 11. Architect W.M. Dudok *6 juli 1884 †6 april 1974; 1915: directeur dienst gemeentewerken Hilversum; 1928: gemeentearchitect Hilversum.
 12. Persoonlijke kennis van de auteur, gewoond hebbend op Badhuislaan 3 (nu: 15) te Hilversum gedurende de periode van 1937 tot 1949.