Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Elektrische Tram
Een elektrische tram is een tram die elektriciteit als energiebron gebruikt. Elektromotoren zorgen voor de voortbeweging van de tram. Ook het remmen gaat (mede) met behulp van de motoren en voorts met de handrem, luchtrem of elektrische railrem.
Eerste elektrische trams
De eerste elektrisch voortbewogen tram reed in 1881 tussen Berlijn en Groß Lichterfelde. [1] . Dit was toen nog een experiment. Na 1890 groeide het aantal elektrische trams in diverse Europese landen en in Amerika. Vele paardentrams en stoomtrams werden, vooral in de steden, en later ook daarbuiten, vervangen door elektrische trams. Ook werd het nu mogelijk om meer hellingrijke trajecten met trams te berijden, waar dit met paarden- of stoomtractie niet mogelijk was.
In België en Nederland
In België reden de eerste elektrische trams in 1894 in Brussel. Daarna kwamen ook in en tussen vele andere steden in België deze trams in bedrijf. De eerste elektrische trams met bovenleiding in Nederland reden in 1899 tussen Haarlem en Zandvoort. Een jaar later, in 1900, reed de eerste elektrische stadstram in Amsterdam. De bijzondere accutram tussen Den Haag en Scheveningen werd in 1904 opgevolgd door een 'beugeltram' met bovenleiding. In Rotterdam kwam ook de elektrische tram in 1905 in gebruik. Andere steden volgden. Het grootste interlocale elektrische trambedrijf werd de Blauwe Tram van de NZH, die in Noord- en Zuidholland een uitgebreid net van tramlijnen exploiteerde.
Stroomafname
De elektriciteit komt meestal niet uit een loodaccu, hoewel aanvankelijk de éérste typen elektrische trams daarmee werden uitgerust. In Nederland is dit slechts toegepast bij de reeds in 1890 geleverde accutrams, die reden tussen Den Haag en Scheveningen. Om bedrijfseconomische redenen werden ze al in 1904 vervangen door een 'beugeltram'. Bij elektrische trams wordt de elektriciteit meestal aangevoerd door een draad (bovenleiding) die boven de trambaan hangt. Elektrische stroom wordt door de stroomafnemer naar de tram gevoerd, waar deze wordt gebruikt om de motoren te laten werken. Vroeger als stroomafnemer een trolleystang, sleepbeugel of lyrabeugel gebruikt, tegenwoordig zijn (bijna) alle trams voorzien van een pantograaf. De retourstroom verlaat via de wielen en de rails de tram.
Gelijkspanning
De meeste trams rijden op gelijkstroom, meestal met een spanning van 600 V of 750 V. Vroeger werden bij interlokale trams ook hogere spanningen toegepast, zoals 1200 V. Tot circa 1980 vond de vermogensregeling bij gelijkstroomtrams plaats met voorschakelweerstanden, die een deel van de elektrische energie omzetten in warmte. Ook werd de groepering van de tractiemotoren aangepast: ze werden in serie of parallel geschakeld. In de jaren na 1980 kwam de thyristor-sturing (choppers) in zwang, en na 1990 de draaistroomtractie. Deze laatste twee zijn ieder energiezuiniger dan hun voorganger.
Zie ook: Elektrische Tractie
- Literatuur o.a.: HTM Light Rail Vehicle GTL8 The Hague / D.A. Borgdorff - HTV - Den Haag, 2000 / ISBN 90-9013935-4