Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Ottorino Respighi: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 150: Regel 150:
[[Categorie:Theater]]
[[Categorie:Theater]]
[[Categorie:Italiaans componist]]
[[Categorie:Italiaans componist]]
[[Categorie:Italiaans operacomponist]]
[[Categorie:Operacomponist]]
[[Categorie:Operacomponist]]
[[Categorie:Italiaans violist]]
[[Categorie:Italiaans violist]]

Versie van 30 mei 2018 21:47

Dit artikel valt onder beheer van Dorp:Luisterrijk.
Ottorino Respighi (1935) gefotografeerd door Madeline Grimoldi

Ottorino Respighi (Bologna, 9 juli 1879Rome, 18 april 1936) was een Italiaanse componist uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Daarnaast was hij ook uitvoerend musicus, musicoloog en dirigent. Hij wordt gerekend tot een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de nieuwe en moderne Italiaanse, instrumentale muziek.

In het buitenland is Respighi het meest bekend geworden door zijn symfonische gedicht Le Fontane di Roma; later gevolgd door I Pini di Roma en Feste Romane. Soms wordt dit drietal ook wel de Romeinse trilogie genoemd.

Met deze muziek brak Otterino Respighi door en kreeg hij de erkenning die hij verdiende. Voor die tijd werd hij door velen als een pasticheur weggezet, als iemand die weliswaar een groot talent had, maar zich voornamelijk bezighield met het bewerken van bestaande muziek, en er geen eigen stijl op nahield. Men vergat hierbij op te merken, dat Respighi niet alleen de werken wonderlijk mooi orkestreerde, maar dikwijls het origineel overtrof.

Zijn musicologische interesse in de 16 e tot de 18 e eeuwse muziek, zette hem ook aan tot het componeren van stukken die gebaseerd zijn op die periode. Met de nodige enthousiame publiceerde hij door hem bewerkte muziek van Claudio Monteverdi en Antonio Vivaldi.

Gedegen muzikale opleiding

Als zoon van een pianoleraar kreeg hij al jong onderricht in viool en piano. Van 1891 tot 1899 studeerde hij aan het Liceo musicale in Bologna, en verder viool en altviool bij Federico Sarti en compositie bij Luigi Torchi und Giuseppe Martucci. Na zijn afstuderen aan het Liceo had hij korte tijd een baan als violist in het orkest van de stad Bologna. In die periode – omstreeks 1900 - kreeg hij echter een aanstelling aan het Keizerlijke Theater in Sint Petersburg, gedurende het seizoen van de Italiaanse opera. In die hoedanigheid ontmoette hij de componist Nikolaj Rimski-Korsakov, van wie hij gedurende bijna een half jaar compositielessen en onderricht in orkestratie ontving. Respighi werd sterk beïnvloed door de kleurrijke orkestbehandeling van deze Russische meester. In 1902 studeerde hij ook nog korte tijd bij Max Bruch in Berlijn. Na die periode speelde hij van 1903 tot 1908 altviool in het Mugellini-kwintet te Bologna.

Als zoon van een pianoleraar kreeg hij al jong onderricht in viool en piano

Intussen haalde hij zijn graad in compositie en trad steeds meer naar voren met eigen composities en bewerkingen van barokke muziek. Zijn stijl was voor een deel een voortzetting van die van de Franse impressionisten en van Nikolaj Rimski-Korsakov. Daarnaast verdiepte hij zich ook in oude compositietechnieken, en bewerkte hij melodieën als Antiche arie e danze per liuto[1] en Gli uccelli (De vogels).[2] Respighi was ook een zeer belezen man en sprak enkele talen vloeiend.

Verdere ontwikkelingen

Van 1908 tot 1909 was Respighi voor de tweede keer in Berlijn, waar hij in zijn levensonderhoud voorzag als pianist in een zangschool. Hier breidde hij intussen zijn muzikale horizon verder uit. Dit leverde hem – nu buiten Italië – enige bekendheid op als componist. In 1913 werd hij benoemd tot leraar compositie aan de Accademia Nazionale di Santa Cecilia in Rome, waarna hij enkele jaren later trouwde met een vroegere leerling van hem, de 15 jaar jongere zangeres Elsa Olivieri-Sangiacomo die naast haar zangcarriere ook enkele opera’s, koraalmuziek, symfonische werken en liederen componeerde. Later ondernam Respighi talrijke reizen door Italië en naar het buitenland. Hierbij trad hij zowel als dirigent als pianist op, meestal als begeleider van zijn vrouw.

Hoogtepunten

In 1923 werd Respighi tot directeur benoemd van de Accademia Nazionale di Santa Cecilia. Ruim twee jaar later verliet hij die post echter om zich uitsluitend aan het componeren te kunnen wijden.

Respighi liet zich niet in met de Nationale Fascistische Partij van Mussolini

Zijn muziek was ook de nieuwe, fascistische regering opgevallen, maar Respighi liet zich niet in met de Nationale Fascistische Partij (PNF) van Benito Mussolini, ook niet later toen de partij steeds meer aanhangers kreeg. Hij hield wel rekening met uitspraken van een grote Italiaanse dirigent als Arturo Toscanini, die hem min of meer toestond zijn werk voort te zetten onder het regime. Het was ook Toscannini, die in 1929 Feste Romane met the New York Philharmonic Orchestra de prémiere had van dit symfonisch gedicht. Hoewel Respighi ook enkele opera's heeft gecomponeerd, is hij vooral bekend geworden door zijn instrumentale werken, in de eerste plaats het orkestrale drieluik, dat ook wel de Romeinse trilogie wordt genoemd, namelijk:

  • Le Fontane di Roma (De fonteinen van Rome)
  • I Pini di Roma (De pijnbomen van Rome)
  • Feste Romane (Romeinse feesten)

Le Fontane di Roma

La fontana del Tritone

In Le Fontane di Roma (1916), geeft de componist de stemmingen weer die zich in de loop van de dag kunnen voordoen bij het zien van enkele belangrijke fonteinen in Rome. De componist heeft hier een keus moeten maken uit de talrijke fonteinen die over de stad zijn verspreid. Het orkeststuk bevat de volgende vier delen:

  • La fontana di Valle Giulia all’ alba
La fontana di Valle Giulia all’ alba, geeft een bijna pastorale stemming weer bij het aanbreken van de dag.
  • La fontana del Tritone al mattino
La fontana del Tritone al mattino, laat ons toeschouwer zijn bij een dans in de ochtend van najaden[3] en tritons.[4]
  • La fontana di Trevi al meriggio
La fontana di Trevi al meriggio, nodigt ons uit, in de middag bij de Trevifontein[5] deelnemer te worden van de triomftocht van Neptunus
  • La fontana di Villa Medici al tramonto
La fontana di Villa Medici al tramonto, maakt ons droevig als de avond valt in Villa Medici [6]

I Pini di Roma

Het andere symfonische gedicht I Pini di Roma (1924), geeft een bijzondere kijk op het leven in Rome. Het is apart hoe Respighi met zijn kleurrijke muziek zo'n wonderlijk gevoel weet op te roepen. Ook dit orkeststuk bevat vier delen:

  • I Pini di Villa Borghese[7]
I Pini di Villa Borghese begint op een bijna jolige manier. Kinderen spelen in de schaduw van de pijnbomen, en halen kattekwaad uit. Aan het eind van hun spel fladderen ze als zwaluwen weg van de speelplek.
  • Pini presso una catacomba
Pini presso una catacomba laat een wat droefgeestige melodie horen, als een hymne die uit de diepte omhoogkomt en langzaam weer verdwijnt.
  • I Pini del Gianicolo
I Pini del Gianicolo laat ons de ruisende pijnbomen horen, die afsteken als silhouetten tegen het melkachtige schijnsel van de maan.
  • I Pini della Via Appia
I Pini della Via Appia, voert ons mee naar pijnbomen, die in de langzaam oplossende dauw als wachters lijken te zijn opgesteld. Ook lijkt het, of de cadans van talrijke voetstappen is te horen.

Feste Romane

In Feste Romane ( 1928 ) komen vier tijdperken van de stad aan de orde, gekenmerkt door andere atmosferen en andere stijlen:

  • Circenses (Circus Massimo)
Circenses geeft een impressie van het antieke Rome onder keizer Nero. In circus Massimo wordt de keizer door de menigte toegejuicht. De stalen deuren worden gesloten, een religieus lied weerklinkt en het gebrul van wilde dieren.
  • Giubileo (Het jubileum)
Giubileo Het pauselijke Rome van weleer. Mediterende pelgrims schrijden over een lange weg. Na een lange tocht wordt de Monte Mario - de hoogste heuvel van Rome - al zichtbaar.
  • L’ Ottobrata (Oktoberfeesten)
L’ Ottobrata voert ons mee naar de 18e eeuw naar een feest in oktober. Bloemslingers en wijnstokken, galmende echo's, rinkelende belletjes en een liefdeslied weerklinken.
  • La Befana (Driekoningenfeest)[8]
La Befana laat ons de sfeer proeven op de Piazza Navona in de 19e eeuw, waar uitbundig feest wordt gevierd. Het geluid van trompetten en straatorgels overheerst af en toe alles. Een stadsomroeper geeft nieuwtjes door, en een dronken man raaskalt. Het eindigt in ritornelle, dus een zich steeds herhalende melodie.

Adagio con Variazioni

In 1920 voltooide Respighi een concertstuk, onder de naam Adagio con variazioni per violoncello e orchestra. Deze compositie werd al in 1902 door hem geschreven, maar werd later herzien, voornamelijk door het 2e deel aan te passen. In de nieuwe vorm werd de compositie voor de eerste keer in 1921 uitgevoerd en had vrijwel onmiddellijk succes. Hoewel Respighi tot de impressionistische componisten wordt gerekend, lijkt het Adagio con variazioni per violoncello e orchestra toch meer op een neoromantische compositie, in de stijl van componisten als Richard Strauss en Gustav Mahler.

Het Adagio con variazioni per violoncello e orchestra vormt een geliefd voordrachtstuk voor cellisten.

Het Adagio con variazioni per violoncello e orchestra vormt een geliefd voordrachtstuk voor cellisten. Hierbij is de cello vrijwel onafgebroken aanwezig. Gelijk al bij de inzet van het stuk krijgt de cello bijna alle aandacht in een schitterende melodie. De cellist krijgt hier alle kansen toegemeten om zijn of haar talenten te tonen. Het gehele orkeststuk is voortreffelijk geïnstrumenteerd met prachtige vondsten; iets wat te verwachten valt bij Respighi.

Balletmuziek

Respighi was al heel lang onder de indruk van de muziek van zijn landgenoot Gioacchino Rossini, en had Serge Diagilev hier opmerkzaam op gemaakt. In die tijd was Diaghilev - de grote leider en inspirator van het beroemde Ballet Russe - bezig om het repertoire van zijn groep uit te breiden met muziek van enkele oude Italiaanse opera's. Hij zette de choreograaf en danser Leonid Massin, gelijk aan het werk om een een ballet te schrijven op muziek van Respighi. Dit werd: La Boutique Fantasque.

Respighi bewerkte en arrangeerde hiervoor muziek van Rossini, die zich had teruggetrokken uit het openbare leven, maar nog één keer een paar juweeltjes schreef, namelijk: Péchés de vieillesse (Ouderdomszonden) voornamelijk voor piano geschreven. Respighi overtrof zichzelf door schitterende, zeer melodische orkestmuziekmuziek te schrijven voor dit ballet.

La Boutique fantasque is een kleurrijk en spectaculair ballet, gebaseerd op een bekend thema waarin het speelgoed in de avond tot leven komt, en waarbij alle mogelijke dansen de revue passeren. Serge Diagilev was nogal ingenomen met het succes van La Boutique fantasque, waarbij Leonid Massine zelf ook optrad als danser, en gaf Respighi de ruimte voor het schrijven van muziek voor nog een ballet. Dit werd: Belkis, Regina di Saba waarvan de de prémiere op 23 januari 1932 in La Scala in Milaan plaatsvond. Ook voor dit ballet was Leonid Massin verantwoordelijk voor de choreografie. In 1931 begon Respighi met het componeren van de muziek voor dit spectaculaire ballet. Dit ballet vroeg om een enorm orkest waarbij enkele buitengewone instrumenten werden vereist als een windmachine en sitars, speciale koperblazers, een koor met solisten plus een verteller die het verhaal in versvorm voordroeg.

Het exotische karakter van de legende van Koning Salomon die een reis ondernam naar Saba waarvan Belkis koningin was, maakte diepe indruk op Respighi, die hiervoor onder meer de karakteristieke melodielijn volgde van oude, Hebreeuwse gezangen en oriëntaalse ritmen invoegde. Het ballet werd zeer toegejuicht door de Italiaanse en buitenlandse pers. Men prees vooral Respighi die het ook deze keer gelukt was briljante en kleurrijke muziek te schrijven, waarbij ook de gewenste oriëntaalse sfeer in ruime mate aanwezig was. Het ballet is ruim 10 keer uitgevoerd, maar moest toch wijken voor ander werk, aangezien het te veelomvatend en te kostbaar was om op het repertoire te blijven staan.

Laatste jaren

Inscriptie in de tombe van Ottorino Respighi op Campo Carduci in Bologna

Vanaf 1933 kon Respighi wegens zijn afnemende gezondheid geen nieuwe composities meer schrijven. Wel lukte het hem al eerder opgezetten composities en bewerkingen van bestaande werken te voltooien, totdat hij in januari 1936 polotseling zwaar ziek werd. Hij overleed daarna aan een hartaandoening in de leeftijd van 56 jaar in zijn Romeinse villa met de naam I Pini. Een jaar na zijn begrafenis in Rome werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar zijn geboorteplaats Bologna en herbegraven op het kerkhof Campo Carduci op kosten van de stad. In 1996 – dus 60 jaar later dan Otterino Respighi – overleed zijn weduwe Elsa Olivieri-Sangiacomo,102 jaar oud. Zij werd vervolgens bijgezet in het graf in Bologna. Gedurende haar lange leven was zij intensief bezig met het beheer van de werken van Ottorino Respighi.

Selectie uit de composities van Ottorino Respighi

Opera's

Re Enzo ( 1905 )
Semirama ( 1910 )
La bella dormente nel bosco ( Doornroosje ) ( 1916–1921 )
Belfagor ( 1923 )
La campana sommersa ( 1927 )
Maria Egiziaca ( 1932 )
La Fiamma ( 1934 )
Lucretia ( 1935-1936 )

Balletten

La boutique fantasque ( 1919 )
Scherzo veneziano ( 1920 )
Belkis, regina di Saba ( 1932 )

Orkestwerken

Sinfonia drammatica ( 1913–1914 )
Le Fontane di Roma ( 1916 )
Concerto gregoriano ( 1921 )
Adagio con variazioni per violoncello e orchestra ( 1921 )
I Pini di Roma ( 1924 )
Quartetto Dorico ( 1924 )
Vetrate di chiesa ( 1925 )
Trittico botticelliano ( 1927 )
Impressioni brasiliane ( 1928 )
Toccata voor piano en orkest ( 1928 )
Feste Romane ( 1928 )
Concerto a cinque ( 1933 )

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º Drie orkestsuites gebaseerd op oude luitmuziek
  2. º Een suite gebaseerd op klavecimbelstukken uit de Barokperiode.
  3. º Najade = waternimf; beeld uit de Griekse mythologie
  4. º Triton = zeegod; van boven mens, van onder vis (meerman); beeld uit de Griekse mythologie.
  5. º De Trevifontein, is één van de meest bezochte fonteinen van Rome.
  6. º Villa Medici is een groot landhuis, compleet met fontein, en omgeven door prachtige tuinen, vlak ten noorden van de oude stad van Rome, gebouwd aan het eind van de 16e eeuw, door Ferdinando de Medici, groothertog van Toscane
  7. º Villa Borghese is een openbaar park in Rome. Het 80 hectare grote park biedt naast de landschappelijk aangelegde tuinen diverse musea, villa's, paviljoenen en sculpturen. Het landgoed is sinds 1580 als een kleine wijngaard in het bezit geweest van de familie Borghese, maar werd in het begin van de zeventiende eeuw door aankoop van aangrenzende landerijen en wijngaarden uitgebreid tot de huidige omvang.
  8. º La Befana is een figuur uit de Italiaanse folklore. Ze brengt cadeautjes naar de kinderen. La Befana wordt gezien als een kerstheks of demon uit het volksgeloof, maar wordt tegenwoordig ook gezien als goede fee.
rel=nofollow
rel=nofollow