Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Donatisme: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 10: Regel 10:
De hoofdoorzaak voor de onenigheid die leidde tot de afscheuring van de donatisten, was de laatste fase van de christenvervolgingen in het Romeinse rijk en de hieruit voortvloeiende vraag, hoe men moest staan tegenover personen die onder druk van de vervolging het christendom formeel de rug toe hadden gekeerd.
De hoofdoorzaak voor de onenigheid die leidde tot de afscheuring van de donatisten, was de laatste fase van de christenvervolgingen in het Romeinse rijk en de hieruit voortvloeiende vraag, hoe men moest staan tegenover personen die onder druk van de vervolging het christendom formeel de rug toe hadden gekeerd.


Aanvankelijk betrof dit vooral diegenen, die tijdens de christenvervolging door keizer [[Diocletianus]] (303 tot 311) waren afgevallen (''[[lapsi]]'') of zelfs als ''traditores'' actief wsren geweest, personen die heilige geschriften uitleverden om verbrand te worden. Toen deze christenen na de overeenkomdt van Milaan in 313 terug opgenomen werden in de Kerk [[Mailänder Vereinbarung]] 313 wieder in die Kirche zurückkehrten, drongen de donatisten erop aan hen uit de kerkgemeenschap uit te sluiten. Zij beschouwden alle „[[sacramenten]]” zoals doop, priesterwijding, als ongeldig, wanneer zij waren toegediend door priesters die voorheen een tijdje afgevallen waren. Zo keerden de donatisten terug naar het vroegers reeds opgekomen strijdpunt over geldigheid van de de doop door een „ketter”.
Aanvankelijk betrof dit vooral diegenen, die tijdens de christenvervolging door keizer [[Diocletianus]] (303 tot 311) waren afgevallen (''[[lapsi]]'') of zelfs als ''traditores'' actief waren geweest, personen die heilige geschriften uitleverden om verbrand te worden. Toen deze christenen na de overeenkomst van Milaan in 313 terug opgenomen werden in de Kerk, drongen de donatisten erop aan hen uit de kerkgemeenschap uit te sluiten. Zij beschouwden alle „[[sacramenten]]” zoals doop, priesterwijding, als ongeldig, wanneer zij waren toegediend door priesters die voorheen een tijdje afgevallen waren. Zo keerden de donatisten terug naar het vroegers reeds opgekomen strijdpunt over geldigheid van de doop door een „ketter”.
 
In de winter van 312/313 laaide de strijd op in verband met bisschop Caecilianus van Carthago. Onder diegenen die hem tot bisschop hadden gekozen, bevond zich een Felix, die tijdens de vervolging ook ''traditor'' was geweest. Daarom vond men Caecilianus’ benoeming als bisschop ongeldig, eiste zijn afzetting en verkoos in zijn plaats Majorinus als bisschop.
 
Een reden voor de escalatie was de veranderde houding van de Romeinse staat: keizer [[Constantijn de Grote]], die sinds 312 heerste in het westen, had bepaald dat de tijdens de vervolging in beslag genomen eigendommen van de Kerk teruggegeven moesten worden en dat christelijke geestelijken privileges moesten krijgen. De vraag wie de rechtmatige vertegenwoordiger van de christenen in Noord-Afrika was, werd hierdoor wel erg explosief en oversteeg de theoretisch-theologische vraagstukken.
 
Majorinus overleed echter, en daarom werd Donatius verkozen om zijn plaats in te nemen.

Versie van 4 aug 2016 10:48

Het donatisme was een afscheuring van de westelijke Kerk in de 4e en 5e eeuw. Het kerkscheuring bleef beperkt tot noordwestelijk Afrika. Het ontleent zijn naam aan Donatus van Carthago (Donatus de Grote), van 315 tot 355 bisschop van Cellae Nigrae in Numidië.

Het belangrijkste strijdpunt van de donatisten was dat zij de bisschoppen die tijdens de vervolging door keizer Diocletianus (303 – 311) hun hachje hadden gered door aan de Romeinse goden te offeren, de lapsi of traditores, niet langer als bisschop wilden aanvaarden. Deze positie werd reeds veroordeeld op het concilie te Rome in 313.

Het donatisme ontwikkelde een eigen ecclesiologie.

Historisch overzicht

Verschillende kwesties in verband met de donatisten zijn wegens het onvoldoende bronmateriaal tot op heden in het historisch onderzoek onduidelijk.

De hoofdoorzaak voor de onenigheid die leidde tot de afscheuring van de donatisten, was de laatste fase van de christenvervolgingen in het Romeinse rijk en de hieruit voortvloeiende vraag, hoe men moest staan tegenover personen die onder druk van de vervolging het christendom formeel de rug toe hadden gekeerd.

Aanvankelijk betrof dit vooral diegenen, die tijdens de christenvervolging door keizer Diocletianus (303 tot 311) waren afgevallen (lapsi) of zelfs als traditores actief waren geweest, personen die heilige geschriften uitleverden om verbrand te worden. Toen deze christenen na de overeenkomst van Milaan in 313 terug opgenomen werden in de Kerk, drongen de donatisten erop aan hen uit de kerkgemeenschap uit te sluiten. Zij beschouwden alle „sacramenten” zoals doop, priesterwijding, als ongeldig, wanneer zij waren toegediend door priesters die voorheen een tijdje afgevallen waren. Zo keerden de donatisten terug naar het vroegers reeds opgekomen strijdpunt over geldigheid van de doop door een „ketter”.

In de winter van 312/313 laaide de strijd op in verband met bisschop Caecilianus van Carthago. Onder diegenen die hem tot bisschop hadden gekozen, bevond zich een Felix, die tijdens de vervolging ook traditor was geweest. Daarom vond men Caecilianus’ benoeming als bisschop ongeldig, eiste zijn afzetting en verkoos in zijn plaats Majorinus als bisschop.

Een reden voor de escalatie was de veranderde houding van de Romeinse staat: keizer Constantijn de Grote, die sinds 312 heerste in het westen, had bepaald dat de tijdens de vervolging in beslag genomen eigendommen van de Kerk teruggegeven moesten worden en dat christelijke geestelijken privileges moesten krijgen. De vraag wie de rechtmatige vertegenwoordiger van de christenen in Noord-Afrika was, werd hierdoor wel erg explosief en oversteeg de theoretisch-theologische vraagstukken.

Majorinus overleed echter, en daarom werd Donatius verkozen om zijn plaats in te nemen.