Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Dojo-ji engi emaki: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Dojo-ji_engi_emaki&oldid=41306970 Kul-wikigard 16 mei 2014)
 
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Dojo-ji_engi_emaki&oldid=41346698 Happytravels)
Regel 1: Regel 1:
De Dōjō-ji Engi Emaki(紙本著色道成寺縁起) bespreekt twee scrolls uit de Muromachi periode betreffende de legende van een vrouw die door lust en passie gedreven werd en het slachtoffer werd van haar eigen zwakheid. Gedreven door die gevoelens is zij er enkel op uit de goede boeddhistische monnik Anchin (安珍), die onder de bel van de tempel schuilt, te vernietigen.
De '''Dōjō-ji Engi Emaki''' (道成寺縁起絵巻) zijn twee Japanse beeldrollen uit de [[Muromachiperiode]]. Ze beschrijven de legende van een vrouw die door lust en passie gedreven werd en hierdoor slachtoffer werd van haar eigen zwakheid. Gedreven door die gevoelens was zij er enkel op uit de goede boeddhistische monnik Anchin, die voor haar onder een tempelbel schuilde, te vernietigen. De moraal van het verhaal is dat boeddhistische monniken vrouwen moeten mijden. Het is ook een verhaal over seksuele obsessie, waar men uit gered kan worden door het volgen van de boeddhistische leer.
Seksuele obsessie in de Japanse middeleeuwen dat gedragen werd door de boeddhistische leer: een verhaal dat meer betekende voor de toenmalige maatschappij.
== Dōjō-ji Engi Emaki(紙本著色道成寺縁起): inleiding ==


Cultureel erfgoed speelt tot op de dag van vandaag nog steeds een grote rol in wetenschappelijke studies over folklore, maatschappelijke verschuivingen en historisch onderzoek. Japans cultureel erfgoed bevat echter een zeer grote mondelinge traditie die op verschillende manieren interpreteerbaarbaar is. Dōjō-ji (道成寺) Engi Emaki is geen uitzondering. Zowel politiek, economisch als cultureel kende Japan een enorme gedaanteverwisseling, te danken aan zowel buitenlandse als binnenlandse elementen. ''Dōjō-ji (道成寺) Engi Emaki'' is dan ook meer dan een mooi kunstwerk en toont ook hoe de Japanse cultuur moet geïnterpreteerd worden.
De [[Dojo-ji]] is een boeddhistische [[Tendai]]-tempel in [[Hidakagawa]], oorspronkelijk uit 701. [[Emaki]] zijn complexe verhalen die worden verteld door middel van illustraties en tekst die op een rol gedrukt zijn.
Emaki of [[Emakimono(絵巻物]]) is een complex verhaal van beelden en woorden dat vaak wordt gedefinieerd als een scroll, een verhaal dat wordt geïllustreerd met prenten en tekeningen.<ref>http://en.wikipedia.org/wiki/Emakimono</ref>


De Dōjō-ji Engi Emaki maakt tot op de dag van vandaag nog steeds deel uit van de geïnventariseerde Japanse folklore en legenden (都市伝説 Toshi Densetsu). Paranormale wezens die overwegend de onschuldige ‘man’ aanvallen is nog an sich nog steeds een vaak aangehaalde verhaallijn in de hedendaagse popcultuur.
== Verhaal ==
''The former rarely include the fantastical or animistic yokai of earlier Japanese superstition, and are mostly based on onryo, Japanese ghosts who have become vengeful spirits and take their aggression out on any who cross their path. Modern urban legends tend to include Japanese schools and, similar to the yokai legends, incorporate cautionary tales into their stories, warning people not to bully others, walk home late at night or talk to strangers''[http://en.wikipedia.org/wiki/Japanese_urban_legend]
Ongeveer 230 jaar na de bouw van de tempel ontstond het verhaal over een vrouw die een monnik van de tempel vermoordt tijdens diens bedevaart. Het incident werd voor het eerst neergeschreven in de elfde eeuw en werd in de vijftiende eeuw herschreven en geïllustreerd met prenten. Sindsdien is de legende één van de meest bekende volksverhalen in Japan.


Het originele verhaal van de ''Dojo-ji Engi Emaki'' begint met twee monniken: een mooie, jonge monnik, Anchin, en een oudere monnik. Tijdens hun reis op zoek naar spirituele reinheid bleven ze overnachten bij de weduwe Kiyohime, die passionele gevoelens koesterde voor de jonge monnik. 's Nachts trachtte ze hem te verleiden door zijn kamer binnen te glippen, maar de jonge onervaren monnik wist niet hoe hij hierop moest reageren. Als boeddhist kon hij geen seks met haar hebben, maar hij beloofde haar dat hij na zijn pelgrimstocht zou terugkeren. Dit was een leugen, want op de terugweg omzeilde hij haar door een andere route te nemen.


De eerste neergeschreven versie van de legende kan terug gevonden worden in twee setsuwa collecties uit de elfde en twaalfde eeuw. Enerzijds in de [[Konjaku Monogatari (今昔物語)]], een verzameling van didactische verhalen  met onder andere verhalen over  boeddhistische priesters die merendeels gaan over hun nalatig gedrag in hun spirituele zoektocht. Anderzijds in de [[Hokkegenki]],, een genre dat vaak werd aangehaald voor het beschreven van de beoefening van de Boeddhistische religiositeit tijdens de Heian periode.
De jonge vrouw zou volgens de legende gestorven zijn aan verdriet, maar haar lichaam veranderde in een slang die uit was op wraak jegens de monnik. Anchin realiseerde zich dat hij gevaar liep en verstopte zich onder een tempelbel. De slang ontdekte hem daar, draaide haar lichaam om de bel en sloeg met het uiteinde van haar staart op de bel. De bel vatte vlam en ook al trachtten de oudere monniken Anchin te redden, het enige dat ze vonden waren zijn verkoolde lichaamsdelen.


== De Tempel: gebouw uit de Heian Periode ==
Na verloop van tijd zou volgens de legende de jonge monnik Anchin ook, door zijn eigen schuld, veranderd zijn in een slang. Die nacht verscheen hij in een droom van de hoofdpriester. Anchin was herboren als een slang en bovendien ook de echtgenoot geworden van de ''demonische vrouw'', maar smeekte de hoofdpriester de [[Lotussoetra]] te hanteren om hun beiden te verlossen van hun pijn. Na dit gebed verschenen de monnik en de vrouw bij de hoofdpriester om hem te danken voor diens daden, want dankzij de Lotussoetra waren ze herboren in een gescheiden hemel (ze konden herboren worden als man en vrouw en het ''slechte'' was veranderd in het ''goede''). Het originele verhaal werd in de Muromachiperiode gepopulariseerd.


Dōjō-ji (道成寺) is een boeddhistische [[Tendai]] tempel in [[Hidakagawa]], Wakayama Prefectuur en opgericht in 701. Het tempelcomplex bezit tot op de dag van vandaag nog steeds een enorme schat aan beelden en belangrijk cultureel erfgoed.<ref> http://en.wikipedia.org/wiki/Important_Cultural_Properties_of_Japan</ref> Volgens de mondelinge traditie in de tempel zou [[Miyako Fujiwara]],de vrouw van [[Keizer Mommu]], voor de bouw van de tempel gezorgd hebben.<ref> de legende van de Prinses met immens mooi haar:Miyako hime denki</ref>. Miyako was de eerste officiële vrouw van de keizer en de moeder van Keizer Shōmu(聖武天皇). Officiële staatsdocumenten bevatten echter weinig informatie over deze vrouw, maar in de legende van Dōjōji is zij wel heel bekend.<ref> http://www.dojoji.com/e/kaminaga/kaminaga.html</ref>
== Oorsprong ==
De Dojo-ji Engi Emaki maakt deel uit van de Japanse folklore en legenden. De eerste neergeschreven versie dateert uit de elfde en twaalfde eeuw. Enerzijds in de [[Konjaku Monogatari]], een verzameling van didactische verhalen, onder andere over boeddhistische priesters en hun nalatig gedrag in hun spirituele zoektocht. Anderzijds in de [[Hokkegenki]], een genre voor het beschrijven van de beoefening van de boeddhistische religiositeit tijdens de [[Heianperiode]].


Miyako Fujiwara was volgens de legende geboren zonder haar. Op hetzelfde moment werd er een myterieus licht vastgesteld in de zee. Haar moeder had alles gedaan om de jonge Miyako te genezen, maar zonder resultaat. Op dat moment besloot de moeder de bron het licht in de zee te gaan zoeken. Uiteindelijk vond ze een klein beeldje van [[Kannon Bosatsu]] op de bodem van de zee.<ref>Boeddha van genade: gelovigen hadden elk een andere spirituele band met Boeddha. Het ligt bij de gelovige zelf welke Boeddha centraal staat in zijn of haar belevenis. </ref> Het beeldje werd vaak aangetroffen binnen het [[Shingon Boeddhisme (真言宗)]] of ''Japanese Esoterische Boeddhisme''
Het Japans cultureel erfgoed bevat een zeer grote mondelinge traditie van verhalen die op verschillende manieren interpreteerbaar zijn. De Dojo-ji Engi Emaki is geen uitzondering. Deze legende toont hoe de Japanse cultuur volgens het Japans boeddhisme moet worden geïnterpreteerd.  


== Dojo tempel==
Volgens de mondelinge overlevering zou [[Fujiwara no Miyako]] voor de bouw van de Dojotempel gezorgd hebben. Zij was de eerste vrouw van keizer [[Monmu]] en de moeder van keizer [[Shomu]].


[[Bestand:Miyako Fujiwara.jpg]]<ref>http://www.dojoji.com/e/kaminaga/kaminaga.html</ref>
== Moraal ==
In feite is deze legende een waarschuwing voor jonge boeddhisten, zodat zij zich houden aan het [[celibaat|celibatair]] leven. Op het einde van het verhaal wordt deze waarschuwing duidelijk aangegeven: ''"U ziet dan ook de kracht van het kwaad in het vrouwelijke hart. Het is om die reden dat [[Gautama Boeddha|Boeddha]] ten strengste het benaderen van vrouwen verbiedt. Weet dit en mijd ze."''<ref>Monika Dix, ''Saint or Serpent Engendering the Female Body in Medieval Japanese Narratives'', p. 44.</ref>  
De moeder nam het beeldje mee naar huis en bad elke avond voor haar dochter. Een tijdje later begon de dochter prachtig lang haar te krijgen.<ref> Vandaar de titel Prinses met prachtig lang zwart haar</ref> Intussen was het wonder van het meisje verspreid tot in Nara. Miyako werd op die manier geadopteerd door [[Fujiwara Fuhito]] die haar naar het paleis van de keizer stuurde <ref> Ze maakte deel uit van de huwelijkspolitiek om de monopolie over het regentschap</ref> Miyako was echter geboren in een vissersdorp en was ongerust over de gezondheid van haar biologisch ouders waarop de keizer beval een boeddhistische tempel te bouwen in het dorp<ref>http://www.dojoji.com/e/kaminaga/kaminaga.html</ref>


== Japanse Folklore in context 民間伝承 ==
Het idee van de onbetrouwbare en oncontroleerbare vrouw neemt een vaste plaats in in de boeddhistische visie over seksuele frustratie, woede en afwijzing.<ref>[http://triceratops.brynmawr.edu/dspace/bitstream/handle/10066/10631/2013HarderA_thesis.pdf?sequence=1 The Serpent and the Self] ''triceratops.brynmawr.edu''</ref> De transformatie van een vrouw in een slang wordt meermaals gebruikt in boeddhistische verhalen.
Japanse Folklore is ondanks haar geladen term, een accurate benaming voor de betekenis van het verhaal. Belangrijker voor deze Emaki zijn de verhalen over de Kami en ''setsuwa'', en verhalen die een legitieme betekenis en een herkomst geven aan boeddhistische tempels. Anderzijds had deze folklore natuurlijk ook een humoristische inslag.
<ref> Setsuwa zijn moraal verhalen in boeddhistische context </ref>
In feite is deze legende een waarschuwing voor jonge boeddhisten, zodat zij zich zouden houden aan het celibatair leven. Op het einde van het verhaal werd deze waarschuwing duidelijk vermeld met de volgende woorden: ''You see, therefore, the strenght of the evil in the female heart.It's for that reason that the Buddha stricly forbids  approaching women. Know this and avoid them''.<ref> Monika, Dix, ''Saint or Serpent Engendering the Female Body in Medieval Japanese Narratives'', 44.</ref>
Dit kan als bewijs dienen dat de legende door en voor monikken werd geschreven.


In feite is een onderwerp als de "vrouwelijke transformatie is een slang" een traditie die meermaals werd gebruikt in boeddhistische verhalen, sterker nog, het idee van de onbetrouwbare en oncontroleerbare vrouw neemt een vaste plaats in in de boeddhistische visie over seksuele frustratie, woede en afwijzing.<ref>http://triceratops.brynmawr.edu/dspace/bitstream/handle/10066/10631/2013HarderA_thesis.pdf?sequence=1</ref>
== No-theater ==
Het verhaal van de Dojo-ji is één van de meest geliefde en gespeelde onderwerpen in het [[No-spel]]. Het verhaal zit vol paradoxen. Enerzijds is er de sterke en pure mannelijke spirituele kracht die de verleiding van de vrouw wil weerstaan. De vrouw wordt afgebeeld als een demonisch, dierlijk en onbetrouwbaar wezen. Die vrouw koestert wraakgevoelens jegens het verraad van de man. In het No-theater is altijd een priester aanwezig zijn die de vrouw wil bevrijden van die lustgevoelens. Het heeft echter een aantal verschillen met de originele legende. In de legende bereikte zowel de vrouw als de monnik op het einde de verlossing door herboren te worden in gescheiden hemels, maar in de theaterversie eindigt het verhaal heel anders. De slang toont de wil om te ontsnappen van haar eigen zwakheid en zonden, maar door haar oorspronkelijke aard slaagde ze er niet in zich los te trekken van haar lot. Ze ontsnapt en springt in de diepte van de Hidakarivier om zich te verbergen.


== De legende ==
De legende is een moeilijke performance door twee uitvoeringstechnieken: [[ranboshi]] (ritmische dansscene) en [[kaneiri]] (scene van de verborgen monnik onder de bel). Op deze manier krijgt het verhaal een heel andere betekenis. Het volgen van de leer van Boeddha geeft volgens het boeddhisme de kracht om het slechte in het goede te veranderen, maar in deze populaire cultuurvorm werd de afloop van het verhaal symbolisch negatief gemaakt. Niet alleen om de aard van de vrouw te tonen, maar ook het gevaar dat verleiding met zich mee brengt.


Ongeveer 230 jaar na de bouw van de tempel onstaat het verhaal over een vrouw die een monnik van de Tempel vermoord tijdens diens bedevaart. Het incident werd voor het eerst neergeschreven in de elfde eeuw en werd in de vijftiende eeuw herschreven en geïllustreerd met prenten. Sindsdien is de legende één van de meest gekende volksverhalen in Japan.
== Invloed op de Japanse middeleeuwse maatschappij ==
 
De vrouw wordt afgeschilderd als een lustobject en de belichaming van zowel de vrouwelijke verleiding als de mannelijke fallus. De diepere betekenis zit in de problematiek van de kuisheid bij monniken en de algehele angst voor een vrouw en haar vermeende demonische en onzuivere aard. In feite is het een reflectie op het menselijke lichaam. Bovendien toont het aan welke maatschappelijke rol een vrouw had in de boeddhistische leer, of in de bredere context de Japanse maatschappij, en in welke mate die rol al dan niet veranderde. Het weerspiegelde immers een verandering in de denkwijze over gender. Een te westerse benadering doet echter afbreuk aan het verhaal door haar herkomst uit een heel andere cultuur. Tijdens de Muromachi-periode beleefde Japan een heel nieuwe cultuurvorm. Cultuur was niet langer een monopolie van de hoge klasse en de kloosters, maar evolueerde dankzij een zekere democratisering en regionalisering van de cultuur. Dat impliceerde dat niet-aristocratische klassen de voornaamste voortbrengers van de cultuur werden.
[[Bestand:Dojoji engi emaki.jpg]]
 
De Dōjō-ji (道成寺) Engi Emaki bespreekt de legende van een vrouw die door lust en passie gedreven werd, en het slachtoffer werd van haar eigen zwakheid. Gedreven door die gevoelens is zij er enkel op uit de goede boeddhistische monnik Anchin (安珍) , die onder de bel van de tempel schuilt, te vernietigen.
Het thema "seksuele obsessie zal later nog vaak aan boeddhistische legendes gekoppeld worden.


Het originele verhaal vertrekt vanuit twee monikken: een mooie, jonge monnik en een oudere monnik.<ref> De originele titel "How a Monk of the Dōjōji in the Province of Kii copied the Lotus Sutra and Brought Salvation to Serpents"</ref> Tijdens hun reis op zoek naar spirituele reinheid bleven ze overnachten bij de weduwe Kiyohime (清姫), die passionele gevoelens koesterde voor de jonge monnik Anchin. 's Nachts trachtte ze hem te verleiden door zijn kamer binnen te glippen, maar de jonge onervaren monnik wist niet hoe hij hierop moest reageren. Als boeddhist kon hij niet met haar slapen, maar hij beloofde haar dat hij op het einde van zijn pelgrimstocht, zou terugkeren. Dit was echter een leugen dus trachtte hij haar op terugweg te omzeilen door een andere route te nemen.
Het was dan ook niet zo vreemd dat vrouwen negatief werden afgeschreven. Ze zijn van nature uit biologisch en psychologisch gedetermineerde slachtoffers van hun eigen zwakheid, wat het hen onmogelijk maakt om zich los te breken van hun lust. Daarom zijn zij het kwaad en als het ware een obstakel voor een man die spiritueel wilde groeien in zijn "zijn". Dat was de hoofdreden dat ze werden uitgesloten van boeddhistische verlichting. De mondelinge traditie van de vrouwelijke transformatie in een slang nam een vaste plaats in in de conceptie van geslacht bij de boeddhistische leer, maar de reden dat de vrouw een nefaste reputatie kreeg is zeer interessant. De demonische vrouw en haar transformatie in een slang symboliseerde de fallus. In een patriarchale maatschappij betekende dit dat de "man-geworden-vrouw" een enorme macht verworven had. Een vrouw die een onbeheersbare kracht had was een gevaar en moest vermeden worden, want machtige vrouwen waren een gevaar. Vrouwen hebben altijd een dubieuze rol gespeeld in het boeddhisme. Er werd immers van uitgegaan dat enkel mannen [[Verlichting (boeddhistische)|verlichting]] konden bereiken.


De jonge vrouw zou volgens de legende gestorven zijn aan verdriet, maar haar lichaam veranderde in een slang dat uit was op wraak jegens de monnik. Anchin realiseerde dat hij gevaar liep en verstopte zich onder de bel van de tempel.<ref> De legende is een stichtingsverhaal van de dōjō-ji tempel</ref> De slang besefte bij haar aankomst waar de monnik zich verschool en dat had als gevolg dat ze haar lichaam rond de bel draaide en met haar staart op de bel sloeg. De bel vatte vuur en de oudere monikken trachtten Anchin nog te redden. Het enige dat ze vonden waren de verkoolde lichaamsdelen.
Ondanks de moraliserende aard van de legende wordt het duidelijk dat de vrouwelijke rol in een boeddhistische wereldvisie een bijna "mannelijke transformatie" krijgt toegekend. Wanneer vrouwen niet meer de belemmering van het vrouwelijke lichaam hebben, konden zij als man wel verlichting bereiken. In de legende krijgt de slang op het einde ook verlichting, maar alleen omdat zij als man werd beschouwd.


[[Bestand:Dojoji Emaki.jpg]]
Deze dubieuze houding tegenover een vrouw werd al vaak onderzocht en blijkbaar duidde het angst voor almachtige moederfiguren en hun relatie met zonen aan. Bij jongens zou de fantasie aanwezig geweest zijn dat de moeder een symbool was voor een obstakel voor hun eigen identiteit als jongvolwassene. Een Freudiaanse visie stelt dat jongens ooit een leeftijd bereiken waar ze beseffen dat hun moeder geen penis heeft.<ref> KRISTEVA, J., The Powers of Horror; An Essay on Abjection, New York, 1982, 63-65.</ref> De symboliek van geslacht speelde een grote rol, dus toen bleek dat een vrouw geen penis had, werden jongens bewust van de "vrouwelijke castratie". Dat besef ging gepaard met de visie van de vrouwelijke rol in een patriarchale maatschappij en verklaard het algemene boeddhistische geloof in de uitsluiting van een vrouw.<ref>Harder, K.A., ''The Serpent and The Self'' verklaarde de betekenis van de legende aan de hand van psychoanalyse.</ref>


Na verloop van tijd zou volgens de legende de jonge monnik Anchin ook, door  zijn eigen schuld veranderd zijn in een slang. Die nacht verscheen hij in een droom van de hoofdpriester. Anchin was herboren als een slang en bovendien ook de man van de ''demonische vrouw'', maar smeekte de hoofdpriester de  Lotussoetra te hanteren om hun beide te verlossen van hun pijn.
Als tegenhanger van de elitaire hofliteratuur was dit een meer volksverhaal. De reden voor de populariteit van zulke verhalen kan verklaard worden door de stijging van de populariteit van de [[Tendai]]-school. Deze invloed is goed merkbaar door de boeddhistische inslag van de legenden.
<ref>De Lotussoetra wordt beschouwd als een van de belangrijkste en meest invloedrijke soetra's van het boeddhisme. Deze heilige geschriften waren steevast aanwezig in de boeddhistiche leer</ref>.
Na dit gebed verschenen de monnik en de vrouw opnieuw bij de hoofdpriester om hem te danken voor diens daden, want dankzij de Lotus soetra waren ze herboren in een gescheiden hemel.<ref> Ze konden herboren worden als man en vrouw en het ''slechte''veranderde terug in het ''goede''</ref>


Het originele verhaal zou in de [[Muromachi-periode]] nog gepopulariseerd worden.
== Relatie Lotussoetra ==
De Dojo-ji is een tempel van de Tendai-school en de Lotussoetra is het belangrijkste religieus document van deze stroming. In de legende worden verwijzingen gemaakt naar de kracht van de [[Lotussoetra]] door aan te geven dat zowel Anchin als de slang verlost werden van hun pijn dankzij het reciteren uit deze [[soetra]]. Dat beiden een individuele verlossing krijgen, heeft te maken met de boeddhistische overtuiging dat een 'gelovig leven' een innerlijke levensstaat van absoluut geluk en vrijheid van angst en illusies kan geven. Ofwel: dankzij de Lotussoetra kan iemand verlost worden van het "kwade".  


== [[Het Nō-theater (能)]] en het verhaal van de Dōjō-ji (道成寺)==
== Externe link ==
* http://www.dojoji.com


Het verhaal van de Dōjō-ji (道成寺)is één van de meest geliefde en gespeelde onderwerpen in het Nō theater repertoire. Het is een dansdrama onder begeleiding van muziek en zang. Het verhaal zit dan ook vol paradoxen die elkaar tegenspreken. Enerzijds heb je de sterke en pure mannelijke spirituele kracht die de verleiding van de vrouw wil weerstaan. De vrouw wordt dan ook afgebeeld als een demonisch, dierlijk en onbetrouwbaar wezen. Die vrouw koesterde wraakgevoelens jegens het verraad van de man. In het Nō theater zal er altijd een priester aanwezig zijn die de vrouw wil bevrijden van die lustgevoelens. -theater had weliswaar een aantal verschillen met de originele legende. In de legende bereikte zowel de vrouw als de monnik op het einde de verlossing door herboren te worden in gescheiden hemels, maar in de theater versie eindigde het verhaal heel anders. De slang toonde de wil om te onstappen aan haar eigen zwakheid en zonden, maar door haar oorspronkelijke aard slaagde ze er niet in zich los te trekken van haar lot. Zij ontsnapte en sprong in de diepte van de Hidaka rivier om zich te verbergen.  
{{Appendix|1=alles|2=
* Dit artikel of een eerdere versie ervan is (gedeeltelijk) overgenomen van de pagina <span class="plainlinks">[http://mediawiki.arts.kuleuven.be/geschiedenisjapan/index.php/Dōjō-ji_engi_emaki(紙本著色道成寺縁起) Dōjō-ji engi emaki(紙本著色道成寺縁起)]</span> op <span class="plainlinks">[http://mediawiki.arts.kuleuven.be/geschiedenisjapan de wiki van Japanse geschiedenis]</span> van de <span class="plainlinks">[http://japanologie.arts.kuleuven.be/nl opleiding Japanse studies]</span> aan de [[Katholieke Universiteit Leuven|KU Leuven]], die onder de licentie [http://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.0/ Creative Commons Naamsvermelding – GelijkDelen 2.0] valt. Zie de <span class="plainlinks">[http://mediawiki.arts.kuleuven.be/geschiedenisjapan/index.php?title=Dōjō-ji_engi_emaki(紙本著色道成寺縁起)&action=history bewerkingsgeschiedenis]</span> aldaar voor een lijst met auteurs.


De legende is weliswaar een moeilijke performance door twee moeilijke uitvoeringstechnieken namelijk; ranbōyshi en kaneiri.<ref>Ritmische dansscene en de scene van de verborgen monnik onder de bel</ref>. Op deze manier kreeg het verhaal een heel andere betekenis. ''An sich'' heeft het boeddhisme de kracht om het slechte in het goede te veranderen, maar in deze populaire cultuurvorm werd de afloop van het verhaal symbolisch negatief gemaakt. Niet alleen om de aard van de vrouw te tonen, maar ook het gevaar dat verleiding met zich mee bracht, kon bestraft worden.<ref> theater maakte gebruik van dramatische metaforen door assimilatie van zang en dans.</ref>
{{references}}


[[Bestand:Dojoji Noh.jpg]]
== Invloed op de Japanse middeleeuwse maatschappij ==
De vrouw wordt afgeschilderd als ‘lust’, een  ‘lustobject’ en de belichaming van zowel de vrouwelijke verleiding als de mannelijke fallus. De diepere betekenis zit in de problematiek van de kuisheid bij monniken en de algehele angst voor een vrouw en haar demonische en onzuivere aard. In feite is het een reflectie op het menselijke lichaam. Bovendien toont het aan welke maatschappelijke rol een vrouw had in de boeddhistische leer, of in de bredere context de Japanse maatschappij, en in welke mate die rol al dan niet veranderde.  Het weerspiegelde immers een verandering in de denkwijze over gender. Een te westerse benadering doet echter afbreuk op het verhaal door haar herkomst uit een heel andere cultuur. Tijdens de Muromachi-periode beleefde Japan een heel nieuwe cultuurvorm. Cultuur was niet langer een monopolie van de hoge klasse en de kloosters, maar ze evolueerde dankzij eenzekere democratisering en regionalisering van de cultuur. Dat impliceerde dat niet-aristocratische klassen de voornaamste voortbrengers van de cultuur worden.
Het was dan ook niet zo vreemd dat vrouwen negatief werden afgeschreven. Ze zijn van nature uit biologisch en psychologisch gedetermineerde slachtoffers van hun eigen zwakheid, wat het hen onmogelijk maakt om zich los te breken van hun lust. Daarom zijn zij het kwaad en als het ware een obstakel voor en man die spiritueel wilde groeien in zijn ''zijn''. Dat was de hoofdreden dat ze werden uitgesloten van ''boeddhistische verlichting''. De mondelinge traditie van de vrouwelijke transformatie in een slang neemt een vaste plaats in in de conceptie van geslacht bij de boeddhistische leer, maar de reden dat de vrouw een nefaste reputatie krijgt is zeer interessant. De demonische vrouw en haar transformatie in een slang symboliseerde de ''man-geworden fallus''. In een patriarchale maatschappij betekende dit dat de ''man-geworden-vrouw'' een enorme macht verworven had. Een vrouw die een onbeheersbare kracht had was een gevaar en moest vermeden worden, want ''machtige vrouwen waren als het ware een gevaar''. Vrouwen hebben immers altijd een dubieuze rol gespeeld. In [[Boeddhisme]] werd er immers van uit gegaan dat enkel mannen verlichting konden verkrijgen omdat vrouwen door hun geboorte een ''beperking'' hadden.<ref> Ze waren niet alleen een hindernis voor een man, maar hadden nood aan mannelijke leiding in hun leven. Vrouwen waren immers afhankelijk van ''de vijf obstructies''.</ref>
Ondanks de moraliserende aard van de legende, wordt het duidelijk dat de vrouwelijke rol in een boeddhistische wereldvisie een bijna "mannelijke transformatie" krijgt toegekend.<ref>transformatie van de slang is een levende fallus: evenbeeld van een man</ref>. Wanneer vrouwen niet meer de belemmering van het vrouwelijke lichaam hebben, konden zij als man wel verlichting bereiken.<ref> In de legende krijgt de slang op het einde ook verlichting, maar alleen omdat zij als man werd beschouwd</ref>.
Deze dubieuze houding tegenover een vrouw werd al vaak onderzocht en blijkbaar duidde het angst voor almachtige moederfiguren en hun relatie met zonen. Bij jongens zou de fantasie aanwezig geweest zijn dat de moeder een symbool was voor een obstakel voor hun eigen identiteit als jongvolwassene. Een Freudiaanse visie die stelt dat jongens ooit een leeftijd bereiken waar ze beseffen dat hun moeder geen penis heeft.<ref> KRISTEVA, J., The Powers of Horror; An Essay on Abjection, New York, 1982, 63-65.</ref> De symboliek van geslacht speelde een grote rol, dus toen bleek dat een vrouw geen penis had, werden jongens bewust van de ''vrouwelijke castratie''. Dat besef ging gepaard met de visie van de vrouwelijke rol in een patriarchale maatschappij en verklaard het algemene boeddhistische geloof in de uitsluiting van een vrouw.<ref> HARDER,K.A., ''The Serpent and The Self'' verklaarde de betekenis van de legende aan de hand van psychoanalyse</ref>
Als tegenhanger van de elitaire hofliteratuur was dit een meer volks verhaal. De reden voor de populariteit van zulke verhalen kan verklaard worden door de stijging van de populariteit van het volksboeddhisme van de [[Tendai]] 天台 school. Deze invloed is goed merkbaar door de boeddhistische inslag van de legenden
== Relatie met de Lotus Soetra ==
''How a mouse and a snake were saved from their suffering through copying the Lotus Sutra''.<ref> De vrouw ontsnapte aan haar slangenvorm en kon herboren worden in de hemel dankzij de kracht van de Lotus Sutra</ref>
De [[Lotussoetra]] is een van de belangrijkste boeddhistische geschriften. In de Lotussoetra verhaalt de Boeddha over zijn eigen ervaringen. In de legende werden verwijzingen gemaakt naar de kracht van de soetra door aan te geven dat zowel Anchin als de slang verlost worden van hun pijn dankzij het reciteren van verzen uit de soetra. Dat beiden een individuele verlossing krijgen heeft te maken met de overtuiging dat de een ''gelovig leven''een innerlijke levensstaat van absoluut geluk, vrijheid van angst en van alle illusies kan bereiken. Dankzij de lotus soetra kon je verlost worden van het ''kwade''.
De Dōjōji tempel volgde de Tendai school. De Lotussoetra was steeds het belangrijkste religieus document voor Tendai. Bovendien had het boeddhisme in de late Heian en vroege Kamakura periode een enorme evolutie doorstaan. Er ontstond een scheiding tussen de oude leren en de nieuwe. Uit deze verdeeldheid kwamen natuurlijk veel verschillende interpretaties van de oorspronkelijke leer.<ref> het geloof in boeddha die iedereen zou redden, zelfs de mensen met een donkere ziel.</ref>
== Voetnoten ==
<references/>
== Bronnen ==
* SKORD WATERS, V., 'Sex, Lies and the Illustrated Scroll, The Dojoji Engi Emaki', ''Monumenta Nipponica'', (52), 1, 1997, 59-60.
* SKORD WATERS, V., 'Sex, Lies and the Illustrated Scroll, The Dojoji Engi Emaki', ''Monumenta Nipponica'', (52), 1, 1997, 59-60.
*KLEIN BLAKELEY, S., 'When the Moon Strikes the Bell: Desire and Enlightenment in the Noh play Dōjōji', ''Journal of Japanese Studies'', (17), 2,1991, 291-292.
*KLEIN BLAKELEY, S., 'When the Moon Strikes the Bell: Desire and Enlightenment in the Noh play Dōjōji', ''Journal of Japanese Studies'', (17), 2,1991, 291-292.
Regel 95: Regel 66:
*VANDE WALLE, W., ''Een geschiedenis van Japan;Van samurai tot soft power'',Leuven, 2009.
*VANDE WALLE, W., ''Een geschiedenis van Japan;Van samurai tot soft power'',Leuven, 2009.
*VANDE WALLE, W., ''Inleiding tot de Oost-Aziatische Kunst'', Leuven, 2014.
*VANDE WALLE, W., ''Inleiding tot de Oost-Aziatische Kunst'', Leuven, 2014.
 
}}
== Internet  ==
* http://en.wikipedia.org/wiki/Kiyohime
* http://en.wikipedia.org/wiki/D%C5%8Dj%C5%8D-ji
* http://www.dojoji.com/
* http://www.dojoji.com/e/index.html
* http://en.wikipedia.org/wiki/Emakimono
*http://triceratops.brynmawr.edu/dspace/bitstream/handle/10066/10631/2013HarderA_thesis.pdf?sequence=1

Versie van 29 mei 2014 22:11

De Dōjō-ji Engi Emaki (道成寺縁起絵巻) zijn twee Japanse beeldrollen uit de Muromachiperiode. Ze beschrijven de legende van een vrouw die door lust en passie gedreven werd en hierdoor slachtoffer werd van haar eigen zwakheid. Gedreven door die gevoelens was zij er enkel op uit de goede boeddhistische monnik Anchin, die voor haar onder een tempelbel schuilde, te vernietigen. De moraal van het verhaal is dat boeddhistische monniken vrouwen moeten mijden. Het is ook een verhaal over seksuele obsessie, waar men uit gered kan worden door het volgen van de boeddhistische leer.

De Dojo-ji is een boeddhistische Tendai-tempel in Hidakagawa, oorspronkelijk uit 701. Emaki zijn complexe verhalen die worden verteld door middel van illustraties en tekst die op een rol gedrukt zijn.

Verhaal

Ongeveer 230 jaar na de bouw van de tempel ontstond het verhaal over een vrouw die een monnik van de tempel vermoordt tijdens diens bedevaart. Het incident werd voor het eerst neergeschreven in de elfde eeuw en werd in de vijftiende eeuw herschreven en geïllustreerd met prenten. Sindsdien is de legende één van de meest bekende volksverhalen in Japan.

Het originele verhaal van de Dojo-ji Engi Emaki begint met twee monniken: een mooie, jonge monnik, Anchin, en een oudere monnik. Tijdens hun reis op zoek naar spirituele reinheid bleven ze overnachten bij de weduwe Kiyohime, die passionele gevoelens koesterde voor de jonge monnik. 's Nachts trachtte ze hem te verleiden door zijn kamer binnen te glippen, maar de jonge onervaren monnik wist niet hoe hij hierop moest reageren. Als boeddhist kon hij geen seks met haar hebben, maar hij beloofde haar dat hij na zijn pelgrimstocht zou terugkeren. Dit was een leugen, want op de terugweg omzeilde hij haar door een andere route te nemen.

De jonge vrouw zou volgens de legende gestorven zijn aan verdriet, maar haar lichaam veranderde in een slang die uit was op wraak jegens de monnik. Anchin realiseerde zich dat hij gevaar liep en verstopte zich onder een tempelbel. De slang ontdekte hem daar, draaide haar lichaam om de bel en sloeg met het uiteinde van haar staart op de bel. De bel vatte vlam en ook al trachtten de oudere monniken Anchin te redden, het enige dat ze vonden waren zijn verkoolde lichaamsdelen.

Na verloop van tijd zou volgens de legende de jonge monnik Anchin ook, door zijn eigen schuld, veranderd zijn in een slang. Die nacht verscheen hij in een droom van de hoofdpriester. Anchin was herboren als een slang en bovendien ook de echtgenoot geworden van de demonische vrouw, maar smeekte de hoofdpriester de Lotussoetra te hanteren om hun beiden te verlossen van hun pijn. Na dit gebed verschenen de monnik en de vrouw bij de hoofdpriester om hem te danken voor diens daden, want dankzij de Lotussoetra waren ze herboren in een gescheiden hemel (ze konden herboren worden als man en vrouw en het slechte was veranderd in het goede). Het originele verhaal werd in de Muromachiperiode gepopulariseerd.

Oorsprong

De Dojo-ji Engi Emaki maakt deel uit van de Japanse folklore en legenden. De eerste neergeschreven versie dateert uit de elfde en twaalfde eeuw. Enerzijds in de Konjaku Monogatari, een verzameling van didactische verhalen, onder andere over boeddhistische priesters en hun nalatig gedrag in hun spirituele zoektocht. Anderzijds in de Hokkegenki, een genre voor het beschrijven van de beoefening van de boeddhistische religiositeit tijdens de Heianperiode.

Het Japans cultureel erfgoed bevat een zeer grote mondelinge traditie van verhalen die op verschillende manieren interpreteerbaar zijn. De Dojo-ji Engi Emaki is geen uitzondering. Deze legende toont hoe de Japanse cultuur volgens het Japans boeddhisme moet worden geïnterpreteerd.

Dojo tempel

Volgens de mondelinge overlevering zou Fujiwara no Miyako voor de bouw van de Dojotempel gezorgd hebben. Zij was de eerste vrouw van keizer Monmu en de moeder van keizer Shomu.

Moraal

In feite is deze legende een waarschuwing voor jonge boeddhisten, zodat zij zich houden aan het celibatair leven. Op het einde van het verhaal wordt deze waarschuwing duidelijk aangegeven: "U ziet dan ook de kracht van het kwaad in het vrouwelijke hart. Het is om die reden dat Boeddha ten strengste het benaderen van vrouwen verbiedt. Weet dit en mijd ze."[1]

Het idee van de onbetrouwbare en oncontroleerbare vrouw neemt een vaste plaats in in de boeddhistische visie over seksuele frustratie, woede en afwijzing.[2] De transformatie van een vrouw in een slang wordt meermaals gebruikt in boeddhistische verhalen.

No-theater

Het verhaal van de Dojo-ji is één van de meest geliefde en gespeelde onderwerpen in het No-spel. Het verhaal zit vol paradoxen. Enerzijds is er de sterke en pure mannelijke spirituele kracht die de verleiding van de vrouw wil weerstaan. De vrouw wordt afgebeeld als een demonisch, dierlijk en onbetrouwbaar wezen. Die vrouw koestert wraakgevoelens jegens het verraad van de man. In het No-theater is altijd een priester aanwezig zijn die de vrouw wil bevrijden van die lustgevoelens. Het heeft echter een aantal verschillen met de originele legende. In de legende bereikte zowel de vrouw als de monnik op het einde de verlossing door herboren te worden in gescheiden hemels, maar in de theaterversie eindigt het verhaal heel anders. De slang toont de wil om te ontsnappen van haar eigen zwakheid en zonden, maar door haar oorspronkelijke aard slaagde ze er niet in zich los te trekken van haar lot. Ze ontsnapt en springt in de diepte van de Hidakarivier om zich te verbergen.

De legende is een moeilijke performance door twee uitvoeringstechnieken: ranboshi (ritmische dansscene) en kaneiri (scene van de verborgen monnik onder de bel). Op deze manier krijgt het verhaal een heel andere betekenis. Het volgen van de leer van Boeddha geeft volgens het boeddhisme de kracht om het slechte in het goede te veranderen, maar in deze populaire cultuurvorm werd de afloop van het verhaal symbolisch negatief gemaakt. Niet alleen om de aard van de vrouw te tonen, maar ook het gevaar dat verleiding met zich mee brengt.

Invloed op de Japanse middeleeuwse maatschappij

De vrouw wordt afgeschilderd als een lustobject en de belichaming van zowel de vrouwelijke verleiding als de mannelijke fallus. De diepere betekenis zit in de problematiek van de kuisheid bij monniken en de algehele angst voor een vrouw en haar vermeende demonische en onzuivere aard. In feite is het een reflectie op het menselijke lichaam. Bovendien toont het aan welke maatschappelijke rol een vrouw had in de boeddhistische leer, of in de bredere context de Japanse maatschappij, en in welke mate die rol al dan niet veranderde. Het weerspiegelde immers een verandering in de denkwijze over gender. Een te westerse benadering doet echter afbreuk aan het verhaal door haar herkomst uit een heel andere cultuur. Tijdens de Muromachi-periode beleefde Japan een heel nieuwe cultuurvorm. Cultuur was niet langer een monopolie van de hoge klasse en de kloosters, maar evolueerde dankzij een zekere democratisering en regionalisering van de cultuur. Dat impliceerde dat niet-aristocratische klassen de voornaamste voortbrengers van de cultuur werden.

Het was dan ook niet zo vreemd dat vrouwen negatief werden afgeschreven. Ze zijn van nature uit biologisch en psychologisch gedetermineerde slachtoffers van hun eigen zwakheid, wat het hen onmogelijk maakt om zich los te breken van hun lust. Daarom zijn zij het kwaad en als het ware een obstakel voor een man die spiritueel wilde groeien in zijn "zijn". Dat was de hoofdreden dat ze werden uitgesloten van boeddhistische verlichting. De mondelinge traditie van de vrouwelijke transformatie in een slang nam een vaste plaats in in de conceptie van geslacht bij de boeddhistische leer, maar de reden dat de vrouw een nefaste reputatie kreeg is zeer interessant. De demonische vrouw en haar transformatie in een slang symboliseerde de fallus. In een patriarchale maatschappij betekende dit dat de "man-geworden-vrouw" een enorme macht verworven had. Een vrouw die een onbeheersbare kracht had was een gevaar en moest vermeden worden, want machtige vrouwen waren een gevaar. Vrouwen hebben altijd een dubieuze rol gespeeld in het boeddhisme. Er werd immers van uitgegaan dat enkel mannen verlichting konden bereiken.

Ondanks de moraliserende aard van de legende wordt het duidelijk dat de vrouwelijke rol in een boeddhistische wereldvisie een bijna "mannelijke transformatie" krijgt toegekend. Wanneer vrouwen niet meer de belemmering van het vrouwelijke lichaam hebben, konden zij als man wel verlichting bereiken. In de legende krijgt de slang op het einde ook verlichting, maar alleen omdat zij als man werd beschouwd.

Deze dubieuze houding tegenover een vrouw werd al vaak onderzocht en blijkbaar duidde het angst voor almachtige moederfiguren en hun relatie met zonen aan. Bij jongens zou de fantasie aanwezig geweest zijn dat de moeder een symbool was voor een obstakel voor hun eigen identiteit als jongvolwassene. Een Freudiaanse visie stelt dat jongens ooit een leeftijd bereiken waar ze beseffen dat hun moeder geen penis heeft.[3] De symboliek van geslacht speelde een grote rol, dus toen bleek dat een vrouw geen penis had, werden jongens bewust van de "vrouwelijke castratie". Dat besef ging gepaard met de visie van de vrouwelijke rol in een patriarchale maatschappij en verklaard het algemene boeddhistische geloof in de uitsluiting van een vrouw.[4]

Als tegenhanger van de elitaire hofliteratuur was dit een meer volksverhaal. De reden voor de populariteit van zulke verhalen kan verklaard worden door de stijging van de populariteit van de Tendai-school. Deze invloed is goed merkbaar door de boeddhistische inslag van de legenden.

Relatie Lotussoetra

De Dojo-ji is een tempel van de Tendai-school en de Lotussoetra is het belangrijkste religieus document van deze stroming. In de legende worden verwijzingen gemaakt naar de kracht van de Lotussoetra door aan te geven dat zowel Anchin als de slang verlost werden van hun pijn dankzij het reciteren uit deze soetra. Dat beiden een individuele verlossing krijgen, heeft te maken met de boeddhistische overtuiging dat een 'gelovig leven' een innerlijke levensstaat van absoluut geluk en vrijheid van angst en illusies kan geven. Ofwel: dankzij de Lotussoetra kan iemand verlost worden van het "kwade".

Externe link

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Monika Dix, Saint or Serpent Engendering the Female Body in Medieval Japanese Narratives, p. 44.
  2. º The Serpent and the Self triceratops.brynmawr.edu
  3. º KRISTEVA, J., The Powers of Horror; An Essay on Abjection, New York, 1982, 63-65.
  4. º Harder, K.A., The Serpent and The Self verklaarde de betekenis van de legende aan de hand van psychoanalyse.
rel=nofollow
  • SKORD WATERS, V., 'Sex, Lies and the Illustrated Scroll, The Dojoji Engi Emaki', Monumenta Nipponica, (52), 1, 1997, 59-60.
  • KLEIN BLAKELEY, S., 'When the Moon Strikes the Bell: Desire and Enlightenment in the Noh play Dōjōji', Journal of Japanese Studies, (17), 2,1991, 291-292.
  • MISHIMA, Y., Dojoji et autres nouvelles, Gallimard,2002.
  • URY, M., Tales of Times Now Past: Sixty-Two Stories from a Medieval Japanese Collection. Berkeley: University of California Press, 1979.
  • SMITH, R., "On certain tales of the "Konjaku Monogatari" as Reflections of Japanese Folk Religion." Asian Folklore Studies 25, (1966): 221-233. http://www.jstor.org/stable/1177479.
  • MILLS, D.E., "Popular Elements in Heian Literature." The Journal-Newsletter of the Association of Teachers of Japanese 3, no. 3 (1966): 38-41. http://www.jstor.org/stable/488747.
  • WILSON, W.R., "Way of the Bow and Arrow. THe Japanese Warrior in Konjaku Monogatari." Monomenta Nipponica 28, no. 2 (1973): 177-233 http://www.jstor.org/stable/2383862.
  • KRISTEVA, J., The Powers of Horror; An Essay on Abjection, New York, 1982, 63-65.
  • KONDO, D.K., Crafting selves: Power, gender and discourses of identity in Japanese workplace, Chicago, 1990.
  • TURNER, B.S. en YANHWEN, Z., The Body in Asia, Londen, 2009.
  • KAMINISHI, I., Explaining Pictures, Buddhist Propaganda and Etoki Storytelling in Japan, Hawaii, 2006.
  • FAURE, B., The Power of Denial, Buddhism, Purity, and Gender, Princeton, 1998.
  • VANDE WALLE, W., Een geschiedenis van Japan;Van samurai tot soft power,Leuven, 2009.
  • VANDE WALLE, W., Inleiding tot de Oost-Aziatische Kunst, Leuven, 2014.
rel=nofollow