Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Dialogical Self: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Dialogical_Self_Theory&action=edit&oldid=18339522 StanfordAnn)
 
Geen bewerkingssamenvatting
 
(8 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
De dialogical self verwijst naar de capaciteit van de persoon om verschillende posities te kunnen innemen in een proces van innerlijke dialogen, in nauwe samenhang met externe dialogen. De dialogical self functioneert als een dynamische veelheid van ik-posities in het landschap van de psyche, nauw verbonden als deze is met de psyche van andere personen.
De '''Dialogical Self Theory''' is een door de Nederlandse psychologen [[Hubert Hermans]] en [[Harry Kempen]] geformuleerde [[theorie]]. Deze theorie, eind 20ste eeuw geïntroduceerd, verenigt elementen uit de psychologie en de literatuurwetenschap.<ref>Hermans, H.J.M., & Kempen, H.J.G. (1993). ''The Dialogical Self: Meaning as movement''. San Diego, Cal: Academic Press.</ref>


==Theoretisch Raamwerk==
De theorie is gebaseerd op het ''dialogische zelf'', ook wel het ''meerstemmig zelf'' genoemd, een begrip dat verwijst naar innerlijke tweegesprekken. Het begrip vooronderstelt een menselijk vermogen om intern verschillende rollen op zich te nemen; de persoon die spreekt (bijvoorbeeld de criticus) en degene die toegesproken wordt (bijvoorbeeld degene die faalt) vertegenwoordigen dan verschillende facetten van het zelf.


De Dialogical Self Theorie (DST)<ref>Hermans, H.J.M., & Hermans-Konopka, A. (2010).''Dialogical self theory: Positioning and counter-positioning in a globalizing society''. Cambridge, UK: Cambridge University Press. </ref>, zoals gecreëerd en ontwikkeld door [[Hubert Hermans]], brengt twee concepten, zelf and dialoog, tezamen, zodanig dat de innige samenhang tussen zelf en [[maatschappij]] verhelderd wordt. Traditioneel gezien, wordt het zelf voorgesteld als iets interns, iets dat zich afspeelt binnen de huid van de persoon en [[dialoog]] als iets externs dat zich afspeelt in de [[communicatie]] tussen verschillende personen.  
== Overzicht ==
In strijd met de traditionele [[opvatting]], overstijgt het samengestelde concept “dialogical self” de [[dichotomie]] tussen zelf en ander, door het externe binnen het interne te brengen en, omgekeerd, het interne uit te drukken in het externe. Functionerend als een “mini-maatschappij, wordt het zelf bevolkt door een veelheid van ik-posities die de potentie hebben om dialogische relaties met elkaar aan te gaan. Tegelijkertijd is het zelf in staat om innoverende impulsen te geven aan de maatschappij die daardoor, min of meer, wordt veranderd.
De DST brengt twee concepten samen: ''[[Persoonsidentiteit|zelf]]'' en ''[[dialoog]]''. In de moderne psychologie wordt het ''zelf'' veelal voorgesteld als iets interns, iets dat zich afspeelt binnen de huid van de persoon. De ''dialoog'' wordt dan gezien als iets externs dat zich afspeelt in de [[communicatie]] tussen verschillende personen. De DST herkent een samenhang tussen het zelf en de [[Maatschappij (wereld)|maatschappij]].<ref>Hermans, H.J.M., Dimaggio, G. (2007). "Self, identity, and globalization in times of uncertainty: A dialogical analysis". ''Review of General Psychology'', 11 (1), 31-61.</ref> Ze doet dit door een vergelijking te trekken tussen processen zoals die zich afspelen tussen mensen onderling en processen binnen het leven van één persoon.
In DST wordt het zelf voorgesteld als “geëxtensiveerd” naar de [[omgeving]], d.w.z. individuen en groepen in de maatschappelijke omgeving worden geïncorporeerd als posities in de mini-maatschappij van het zelf. Als resultaat van deze extensie, bevat het zelf niet alleen interne posities (b.v. ik als zoon van mijn moeder, ik als docent, ik als liefhebber van klassieke muziek), maar ook externe posities (b.v. mijn vader, mijn leerlingen, de groepen waarmee ik me verbonden voel).
In deze [[theorie]] wordt de ander niet simpelweg voorgesteld als aanwezig buiten het zelf, maar als een intrinsiek deel ervan. Er is niet alleen de feitelijke ander die zich buiten het zelf bevindt, maar ook de voorgestelde of gefantaseerde ander die erin wordt opgenomen als de ander-in-het-zelf. Een belangrijke [[implicatie]] van deze vooronderstelling is dat dialogische processen, zoals zelf-afspraken, zelf-consultatie, zelf-conflicten en zelf-kritiek, zich kunnen afspelen in verschillende domeinen van het zelf: binnen het interne domein (b.v. “Als levensgenieter ben ik het oneens met mezelf als ambitieuze werker”), tussen het interne en externe domein (b.v. “Ik zou dit graag willen doen maar de stem van mijn opvoeder in mij laat merken dat hij daar moeite mee heeft”) en binnen het externe domein (b.v. “De manier waarop mijn collega’s met elkaar omgaan heeft me doen besluiten om te zoeken naar een andere baan”). Zoals deze voorbeelden laten zien, is er niet altijd een scherpe [[scheiding]] tussen zelf en omgeving, maar eerder een vloeiende [[overgang]]. DST gaat ervan uit dat het zelf bevolkt wordt door zowel interne als externe posities. Als sommige posities in het zelf andere posities onderdrukken of het zwijgen opleggen, zijn monologische relaties overheersend. Als, daarentegen, posities, zowel in het interne als het externe domein van het zelf, erkend en geaccepteerd worden in hun verschillen en anders-zijn (alteriteit), dan krijgen dialogische relaties de kans om tot ontwikkeling te komen met als gevolg dat er een leerproces ontstaat dat het zelf vernieuwt en innoveert.


==Historische Achtergrond==
Zo kan iemand van zichzelf houden, zichzelf haten, medelijden hebben met zichzelf, zichzelf verwennen, verwijten maken, onderzoeken, tegenspreken en op strenge wijze toespreken. Op sommige momenten heeft de persoon zichzelf in de hand, maar op andere momenten wordt hij overmeesterd door zichzelf. Personen kunnen zelfs in de loop van de tijd van zichzelf of van een specifiek deel van zichzelf vervreemd raken. In de literatuur zijn hiervan ook bekende voorbeelden te vinden zoals de beroemde passage in [[Johann Wolfgang von Goethe|Goethe]]s [[Faust (Goethe)|Faust]] waarin gezegd wordt: “Zwei Seelen wohnen, ach! in meiner Brust, Die eine will sich von der andern trennen; Die eine hält, in derber Liebeslust, Sich an die Welt mit klammernden Organen”.
DST is vooral, maar niet exclusief, geïnspireerd door het gedachtegoed van [[William James]] en [[Mikhail Bakhtin]], die leefden en werkten in verschillende landen (resp. USA en Rusland), in verschillende vakgebieden (resp. [[psychologie]] en [[literatuurwetenschappen]]) en afkomstig zijn uit verschillende theoretische tradities (resp. [[pragmatisme]] en “dialogism”). 
Zoals het samengestelde concept “dialogical self” suggereert, bevindt DST zich niet exclusief binnen een van die tradities maar op hun raakvlak. Als theorie over het zelf is zij geïnspireerd door James, als een dialogische theorie door de inzichten van Bakhtin. Het doel van de theorie is om profijt te trekken van de inzichten van de “founding fathers” maar tegelijktijd een stap verder te gaan.


==Doel en Toepassingen==
De DST gaat een stap verder en veronderstelt niet slechts twee “zielen in één borst”, maar meerdere ik-posities die, naar het geval wil, elkaar kunnen bestrijden, verwaarlozen of onderdrukken, of juist elkaar kunnen aanvullen, verrijken en stimuleren. Onder de relaties die tussen de verschillende ik-posities kunnen bestaan, zijn er twee die in de DST van centraal belang zijn, namelijk ''monologische'' en ''dialogische''. Bij monologische relaties zijn ik-posities (of stemmen) in het zelf zo dominerend dat ze andere niet aan het woord laten en niet bereid zijn om naar andere te luisteren. Dialogische relaties ontstaan als de verschillende ik-posities bereid zijn naar elkaar te luisteren en elkaar antwoord te geven vanuit hun eigen perspectief en vanuit hun specifieke ervaringen.
Het voornaamste doel van DST is niet zozeer om verifieerbare hypothesen te toetsen maar om nieuwe ideeën te genereren in dienst van voortgezette theorievorming, research en toepassing in de praktijk. Tevens beoogt de theorie een bijdrage te leveren aan het innoveren van maatschappelijke processen, met name door het stimuleren van dialogische relaties niet alleen tussen verschillende individuen groepen en culturen, maar ook binnen het zelf van de individuele persoon als deel van de bredere maatschappij.


Het is zeker mogelijk om theorie-geleid onderzoek te doen, zoals geïllustreerd door het themanummer van de Journal of Constructivist Psychology (2008) <ref> Journal of Constructivist Psychology (2008). Special issue on the dialogical self, 21 (3), 185-269</ref> en door andere publicaties (verderop in deze sectie). Toch is het eerste doel is om innoverende ideeën te ontwerpen op grond van de verbindingen tussen de centrale concepten van de theorie en de doelstelling die eraan ten grondslag ligt. 
==Historische achtergrond==
De DST is in de eerste plaats geïnspireerd door het gedachtegoed van [[William James]] en [[Michail Bachtin]], die leefden en werkten in verschillende landen (resp. de Verenigde Staten en Rusland), in verschillende vakgebieden (respectievelijk [[psychologie]] en [[literatuurwetenschap]]pen) en afkomstig zijn uit verschillende theoretische tradities (respectievelijk [[pragmatisme]] en “dialogism”).


Theoretische vraagstukken, empirisch onderzoek en toepassingen worden gepresenteerd en besproken in de International Journal for Dialogical Science (IJDS) en tevens op de tweejaarlijkse International Conferences on the Dialogical Self, die georganiseerd worden in verschillende landen: Nijmegen (2000), Nederland; [[Ghent]], [[België]] (2002); [[Warschau]], [[Polen]] (2004); [[Braga]], [[Portugal]] (2006); [[Cambridge]], [[UK]] (2008); en [[Athene]], [[Griekenland]] (2010). Het doel van de conferenties is om de grenzen van landen, culturen en vakgebieden te overstijgen en raakvlakken te creëren waar theoretici, researchers, en praktiserende werkers elkaar ontmoeten en tot grensoverstijgende samenwerking komen.
Zoals het samengestelde begrip “dialogical self” suggereert, is de DST niet zonder meer te plaatsen binnen een van die beide tradities, maar eerder op hun raakvlak. Als theorie over het ''zelf'' is zij geïnspireerd door James, als dialogische theorie door de inzichten van Bakhtin. De DST beschouwt het zelf als een “society of mind,” oftewel een stukje maatschappij binnen de persoon (die dan weer deel uitmaakt van een grotere maatschappij). Dit komt onder meer tot uitdrukking in onderzoek dat nagaat in hoeverre het opgroeien in verschillende sociale situaties of verschillende culturen weerspiegeld wordt in een toename van het aantal en de heterogeniteit van ik-posities in het repertoire van het zelf.
Na de eerste psychologische publicatie over DST <ref>Hermans, H. J. M., Kempen, H. J. G., & Van Loon, R. J. P. (1992). The dialogical self: Beyond individualism and rationalism. American Psychologist, 47, 23–33</ref>, is de theorie toegepast in een breed scala van onderzoeksgebieden: [[cultuurpsychologie]] <ref>Bhatia, S. (2007). American karma: Race, culture, and identity in the Indian diaspora. New York: New York University Press</ref> <ref>Konig, J. (2009). Moving experience: Dialogues between personal cultural positions. Culture & Psychology, 15, 97-119</ref>;persoonlijkheidspsychologie<ref>Puchalska-Wasyl, M., Chmielnicka-Kuter, E. & Oles, P. (2008). From internal interlocutors to psychological functions of dialogical activity. Journal of Constructivist Psychology, 21, 239–269</ref> <ref>Raggatt, P. T. F. (2000). Mapping the dialogical self: Towards a rationale and method of assessment. European Journal of Personality, 14, 65–90</ref>;[[psychopathologie]]<ref>Lysaker, P. H., & Lysaker, J. T. (2008). Schizophrenia and the fate of the self. Oxford, UK: Oxford University Press</ref><ref>Semerari, A., Carcione, A., Dimaggio, G., Nicolo, G., & Procaci, M. (2004). A dialogical approach to clients with personality disorders. In: H.J.M. Hermans & G. Dimaggio (Eds.), The dialogical self in psychotherapy.(pp. 220–234). New York: Brunner & Routledge</ref>[[psychotherapie]]<ref>Hermans, H.J.M., & Dimaggio, G. (2004). The dialogical self in psychotherapy. New York: Brunner & Routledge</ref>; [[ontwikkelingspsychologie]]<ref>Bertau, M.-C. (2004). Developmental origins of the dialogical self: Some significant moments. In H. J. M. Hermans & G. Dimaggio (Eds.), The dialogical self in psychotherapy (pp. 29–42). London: Brunner-Routledge</ref> <ref> Fogel, A., De Koeyer, I., Bellagamba, F., & Bell, H. (2002). The dialogical self in the first two years of life: Embarking on a journey of discovery. Theory & Psychology, 12, 191–205</ref>; experimentele sociale psychologie <ref>Stemplewska-Zakowicz, K., Walecka, J., & Gabinska, A. (2006). As many selves as interpersonal relations (or maybe even more). International Journal for Dialogical Science, 1, 71–94</ref>;narratieve psychologie<ref>Gillespie, A. (2005). Malcolm X and his autobiography: Identity development and self-narration. Culture & Psychology, 11(1), 77–88</ref>;[[sociaal werk]]<ref>Van Nijnatten, C. (2007). The Discourse of Empowerment: A dialogical self theoretical perspective on the interface of person and institution in social service settings. International Journal for Dialogical Science, 2, 337–359</ref>onderwijspsychologie<ref>Akkerman, S., Admiraal, W., Simons, R.J., & Niessen, T. (2006). Considering diversity: Multivoicedness in international academic collaboration. Culture & Psychology, 12, 461–485</ref><ref>Ligorio, M. B., & Pugliese, A. C. (2004). Self-positioning in a text-based virtual environment. Identity: An International Journal of Theory and Research, 4, 337–353</ref>;hersenwetenschap<ref>Lewis, M. D. (2002). The dialogical brain: Contributions of emotional neurobiology to understanding the dialogical self. Theory & Psychology, 12, 175–190</ref><ref>Schore, A. N. (1994). Affect regulation and the origin of the self: The neurobiology of emotional development. Hillsdale, NJ: Erlbaum</ref>; Jungiaanse [[psychoanalyse]] <ref>Beebe, J. (2002). An archetypical model of the self in dialogue. Theory & Psychology, 12, 267–280</ref>;geschiedenis <ref>Gillespie, A, Cornish, F., Aveling, E-L., & Zittoun, T. (2007). Conflicting community commitments: A dialogical analysis of a British woman's World War II diaries. Journal of Community Psychology, 36, 35–52</ref>;culturele anthropologie<ref>Gieser, T. (2006). How to transform into goddesses and elephants: Exploring the potentiality of the dialogical self. Culture & Psychology, 12, 443–459</ref><ref>Van Meijl, T. (2006). Multiple identifications and the dialogical self: Maori youngsters and the cultural renaissance. Journal of the Royal Anthropological Institute, 12, 917–33</ref>;[[constructivisme]]<ref> Neimeyer, R. A., & Buchanan-Arvay, M. (2004). Performing the self: Therapeutic enactment and the narrative integration of traumatic loss. In H. J. M. Hermans & G. Dimaggio (Eds.), The dialogical self in psychotherapy (pp. 173–189). New York: Brunner-Routledge</ref>;sociaal constructionism <ref>Salgado, J., & Hermans, H. J. M. (2005). The return of subjectivity: From a multiplicity of selves to the dialogical self. E-Journal of Applied Psychology, 1, 3–13</ref>;[[filosofie]]<ref>Barresi, J. (2002). From "the thought is the thinker" to "the voice is the speaker": William James and the dialogical self. Theory & Psychology, 12, 237–250</ref><ref>Cooper, M., & Hermans, H. J. M. (2007). Honoring self-otherness: Alterity and the intrapersonal. In L. Simão & J. Valsiner (Eds.), Otherness in question: Labyrinths of the self (pp. 305–315). Greenwich, CT: Information Age</ref><ref>Richardson, F.C., Rogers, A. & McCarroll, J. (1998). Toward a dialogical self. American Behavioral Scientist, 41, 496–515</ref>;de psychologie van globalisering<ref>Hermans, H.J.M., & Dimaggio, G. (2007). Self, identity, and globalization in times of uncertainty: A dialogical analysis. Review of General Psychology, 11, 31-61</ref>;media psychologie<ref>Van Halen, C., & Janssen, J. (2004). The usage of space in dialogical self-construction: From Dante to cyberspace. Identity: An International Journal of Theory and Research, 4, 389–405</ref><ref>Hevern, V. (2004). Threaded identity in cyberspace: Weblogs & positioning in the dialogical self. Identity: An International Journal of Theory and Research, 4, 321–335</ref><ref>Annese, S. (2004). Mediated identity in the parasocial interaction of TV. Identity: An International Journal of Theory and Research', 4, 371–388</ref><ref>Cortini, M., Mininni, G., & Manuti, A. (2004). The diatextual construction of the self in short message systems. Identity: An International Journal of Theory and Research, 4, 355–370</ref>en literatuurwetenschap<ref>Rojek, B. (2009). In quest of identity: Reading Tabucchi in the light of Hermans’ concept of the dialogical self. Psychology of Language and Communication, 13, 89-97</ref>.
Toepassingsvelden worden ook weerspiegeld door de verschillende themanummers die verschenen in verrschillende wetenschappelijke tijdschriften. In Culture & Psychology (2001)<ref>Culture and Psychology (2001). Special issue on the dialogical self, 15 (1), 5-133</ref>werd DST, als een theorie over persoonlijke en culturele positionering, besproken en becommentarieerd door vertegenwoordigers van verschillende culturen. In Theory & Psychology (2002)<ref>Theory and Psychology (2002). Special issue on the dialogical self, 12 (2), 147-280</ref>werd de potentiële bijdrage van de theorie aan uiteenlopende onderzoeksvelden onderzocht: ontwikkelingspsychologie, persoonlijkheidspsychologie, psychotherapie, psychopathologie, hersenwetenschap, cultuurpsychologie, Jungiaanse psychoanalysis en dialogische semiotiek. In de Journal of Constructivist Psychology (2003)<ref>Journal of Constructivist Psychology (2003). Special issue on the dialogical self, 16 (2), 89-213</ref>onderzochten researchers and praktiserende psychologen de implicaties van de theorie voor de psychologie der persoonlijke constructen, voor de filosofie van Martin Buber, voor psychotherapeutische veranderingen van zelf-verhaal en voor een psychodramatische benadering van psychotherapie. Het onderwerp “dialogen in een globale en digitaliserende maatschappij” stond centraal in een themanummer in Identity: An International Journal of Theory and Research (2004)<ref>Identity. An international Journal of Theory and Research (2004). Special issue on the dialogical self, 4 (4), 298-405</ref>In een themanummer van Counselling Psychology Quarterly (2006)<ref>Counselling Psychology. Quarterly (2006). Special issue on the dialogical self, 19 (1), 1-120</ref>, werd de theorie toegepast op een variatie van onderwerpen, zoals de relatie tussen hechting bij volwassenen en het omgaan met emoties. Verder werd in dit themanummer onderzoek gerapporteerd naar paranoïde persoonlijkheidsstoornis, de narratieve verarming bij schizofrenie en het belang van macht in de psychotherapeutische relatie. Tenslotte, in een themanummer van de Journal of Constructivist Psychology (2008)<ref>Journal of Constructivist Psychology (2008). Special issue on the dialogical self, 21 (3), 185-269</ref>, liet een groep researchers zien hoe DST kan leiden tot kwalitatief en kwantitatief onderzoek. In het Nederlandse taalgebied zijn themanummers verschenen in het Tijdschrift voor Orthopedagogiek (2002)<ref>Tijdschrift voor Orthopedagogiek (2002). Themanummer over de dialogical self en de Zelf-Konfrontatiemethode (ZKM), 12, december, 599-678</ref>en in Praktische Theologie (2004)<ref>Praktische Theologie (2004). Themanummer over de dialogical self en de Zelf-Konfrontatie-Methode (ZKM), 31 (1), 1-149</ref>


==Literatuur==
Een andere inspiratiebron van de DST is de [[narratieve psychologie]], zoals in de jaren 80 van de 20e eeuw gepropageerd door Jerome Bruner<ref>Bruner, J. (1986). ''Actual minds, possible worlds''. Cambridge, MA: Harvard University Press.</ref> en Theodore Sarbin(1993).<ref>Sarbin, Th.R. (red) (1986). ''Narrative psychology: The storied nature of human conduct''. New York: Praeger.</ref> Beide auteurs betogen dat een verhaal, in tegenstelling tot een [[redenering]] en een [[cognitie]], verbonden is aan een bepaald moment in de tijd en een bepaalde plaats in de ruimte ("Er was eens..."). De DST gaat daar op verder vanuit de gedachte dat de verhalen die mensen over zichzelf vertellen voortkomen uit specifieke ik-posities (bijvoorbeeld het ik als kind van vroeg overleden ouders, het ik als ambitieuze professional of het ik als globetrotter) die in de ruimte en in de tijd een positie in nemen ten opzichte van andere ik-posities.
{{Reflist}}


{{xnocat||2009|09|22}}
==Theoretische achtergrond==
Anders dan veel hedendaagse opvattingen erkent het samengestelde concept “dialogical self” geen tweedeling tussen ''zelf'' en ''ander''. Functionerend als een “minimaatschappij", wordt het ''zelf'' bevolkt door een veelheid van ik-posities die het vermogen hebben om dialogische relaties met elkaar aan te gaan. Tegelijkertijd is het ''zelf'' in staat om, in overeenstemming met de inzichten van [[George Herbert Mead]], handelend op te treden in de maatschappij.


==Externe links==
In de DST wordt het ''zelf'' voorgesteld als iets waarbij ook de omgeving een rol speelt, dat wil zeggen individuen en groepen in de maatschappijomgeving worden weerspiegeld (geïnternaliseerd) als posities in de mini-maatschappij van het zelf. Er zijn dan in het zelf niet alleen posities aanwezig van interne herkomst (bijvoorbeeld ik als zoon van mijn moeder, ik als docent, ik als liefhebber van klassieke muziek), maar ook posities van externe herkomst (bijvoorbeeld mijn vader, mijn leerlingen, de groepen waarmee ik me verbonden voel).
[http://www.huberthermans.com/ ''Website van Hubert Hermans'']  
 
In deze theorie wordt de ander niet simpelweg voorgesteld als aanwezig buiten het ''zelf'', maar ook als een intrinsiek deel ervan. Er is niet alleen de feitelijke ander die zich buiten het ''zelf'' bevindt, maar ook de voorstelling van de ander, die wordt opgenomen als de ander-in-het-zelf. Een gevolg van deze vooronderstelling is dat dialogische processen, zoals zelf-afspraken, zelf-consultatie, zelf-conflicten en zelf-kritiek, zich kunnen afspelen in verschillende domeinen van het zelf: binnen het interne domein (bijvoorbeeld “Als levensgenieter ben ik het oneens met mezelf als ambitieuze werker”), tussen het interne en externe domein (bijvoorbeeld “Ik zou dit graag willen maar de stem van mijn opvoeder in mij laat merken daar moeite mee te hebben”) en binnen het externe domein (bijvoorbeeld “De manier waarop mijn collega’s met elkaar omgaan heeft me doen besluiten om te zoeken naar een andere baan”).
 
== Organisatie ==
Er bestaat een ''International Journal for Dialogical Science'' (IJDS), gewijd aan theoretische vraagstukken, empirisch onderzoek en toepassingen.
 
Tevens zijn er tweejaarlijkse International Conferences on the Dialogical Self, die georganiseerd worden in verschillende steden: Nijmegen (2000), Nederland; [[Gent]], [[België]] (2002); [[Warschau]], [[Polen]] (2004); [[Braga (stad)|Braga]], [[Portugal]] (2006); [[Cambridge (Engeland)|Cambridge]], [[Verenigd Koninkrijk]] (2008); en [[Athene (stad)|Athene]], [[Griekenland]] (2010).
 
== Publicaties en toepassingsvelden ==
Na de eerste, psychologische, publicatie over de DST<ref>Hermans, H.J.M., Kempen, H.J.G., & Van Loon, R.J.P. (1992). "The dialogical self: Beyond individualism and rationalism". ''American Psychologist'', 47, 23–33.</ref> is de theorie toegepast in een breed scala van onderzoeksgebieden, bijvoorbeeld binnen de psychologie in [[cultuurpsychologie]],<ref>Bhatia, S. (2007). ''American karma: Race, culture, and identity in the Indian diaspora''. New York: New York University Press.</ref> experimentele sociale psychologie,<ref>Stemplewska-Zakowicz, K., Walecka, J., & Gabinska, A. (2006). "As many selves as interpersonal relations (or maybe even more)". ''International Journal for Dialogical Science'', 1, 71–94.</ref> [[Carl Jung|Jungiaanse psychoanalyse]],<ref>Beebe, J. (2002). "An archetypical model of the self in dialogue". ''Theory & Psychology'', 12, 267–280.</ref> mediapsychologie,<ref>Van Halen, C., & Janssen, J. (2004). "The usage of space in dialogical self-construction: From Dante to cyberspace". ''Identity: An International Journal of Theory and Research'', 4, 389–405.</ref> narratieve psychologie,<ref>Gillespie, A. (2005). "Malcolm X and his autobiography: Identity development and self-narration". ''Culture & Psychology'', 11(1), 77–88.</ref> psychologie van globalisering,<ref>Hermans, H.J.M., & Dimaggio, G. (2007). "Self, identity, and globalization in times of uncertainty: A dialogical analysis". ''Review of General Psychology'', 11, 31-61.</ref> onderwijspsychologie,<ref>Akkerman, S., Admiraal, W., Simons, R.J., & Niessen, T. (2006). "Considering diversity: Multivoicedness in international academic collaboration". ''Culture & Psychology'', 12, 461–485.</ref> [[ontwikkelingspsychologie]],<ref>Bertau, M.-C. (2004). "Developmental origins of the dialogical self: Some significant moments". In H. J. M. Hermans & G. Dimaggio (Eds.), ''The dialogical self in psychotherapy'' (p. 29–42). London: Brunner-Routledge.</ref> persoonlijkheidspsychologie,<ref>Puchalska-Wasyl, M., Chmielnicka-Kuter, E. & Oles, P. (2008). "From internal interlocutors to psychological functions of dialogical activity". ''Journal of Constructivist Psychology'', 21, 239–269.</ref> [[psychopathologie]],<ref>Lysaker, P.H., & Lysaker, J.T. (2008). ''Schizophrenia and the fate of the self''. Oxford, UK: Oxford University Press.</ref> en [[psychotherapie]].<ref>Hermans, H.J.M., & Dimaggio, G. (2004). ''The dialogical self in psychotherapy''. New York: Brunner & Routledge.</ref>
 
Verder heeft de theorie een aantal eerste toepassingen gevonden buiten de grenzen van de psychologie, zoals bijvoorbeeld in de hersenwetenschap,<ref>Lewis, M.D. (2002). "The dialogical brain: Contributions of emotional neurobiology to understanding the dialogical self". ''Theory & Psychology'', 12, 175–190.</ref> culturele antropologie,<ref>Gieser, T. (2006). "How to transform into goddesses and elephants: Exploring the potentiality of the dialogical self". ''Culture & Psychology'', 12, 443–459.</ref> [[filosofie]],<ref>Barresi, J. (2002). 'From "the thought is the thinker" to "the voice is the speaker": William James and the dialogical self'. ''Theory & Psychology'', 12, 237–250.</ref> literatuurwetenschap,<ref>Rojek, B. (2009). "In quest of identity: Reading Tabucchi in the light of Hermans’ concept of the dialogical self". ''Psychology of Language and Communication'', 13, 89-97.</ref> en geschiedenis.<ref>Gillespie, A, Cornish, F., Aveling, E-L., & Zittoun, T. (2007). "Conflicting community commitments: A dialogical analysis of a British woman's World War II diaries". ''Journal of Community Psychology'', 36, 35–52.</ref>
 
In Nederland wordt de DST onder meer toegepast in teams binnen organisaties.<ref>Van Loon, R. & Wijsbek, J. (Red.)(2003). ''De organisatie als verhaal''. Assen: Van Gorcum.</ref><ref>Wijsbek, J. (2009). ''De dialogische organisatie''. Assen: Van Gorcum.</ref> De teamleden vertellen elk hun verhaal over de organisatie waarvan ze deel uitmaken. Deze verhalen leiden tot een analyse waarbij de gemeenschappelijke elementen van die verhalen, inclusief hun gevoelsmatige betekenis, expliciet gemaakt worden. De gedeelde waarden die daarin doorspelen worden vervolgens onderzocht op de betekenis die ze hebben voor de missie van de organisatie.
 
Ook wordt de theorie toegepast bij mensen die afkomstig zijn uit verschillende culturen.<ref>Clarke, K. (2003). "Met jezelf in gesprek gaan: de Zelfkonfrontatiemethode en burn-out". In R. van Loon & J. Wijsbek (Red.), ''De organisatie als verhaal'' (p. 176-195). Assen: Van Gorcum.</ref> De culturen worden daarbij voorgesteld als ik-posities (bijvoorbeeld ik als Nederlandse vs. ik als Turkse). Op deze manier is dan te belichten of de persoonlijke waarden die met deze posities samenhangen met elkaar conflicteren of wederzijds aanvullend zijn. Zo'n diagnostisch onderzoek kan gebruikt worden als uitgangspunt voor een begeleidingsproces om onverzoenlijk lijkende culturele posities te integreren op een wijze zo dat elke positie een plaats krijgt in het zelf zonder dat de ene door de andere wordt onderdrukt.


• [http://web.lemoyne.edu/~hevern/ISDS// ''International Society for Dialogical Science'']  
<!--Geen bron een sectie kritiek toegevoegd, gebaseerd op http://en.wikipedia.org/w/index.php?title=Dialogical_self&oldid=329867267#Criticism
== Kritiek ==
Vanuit diverse invalshoeken is er kritiek geleverd op de Dialogical Self Theory. Hoewel er over de theorie veel literatuur bestaat, wordt ze weinig daadwerkelijk toegepast in onderzoek. Nauw hiermee verbonden is het feit dat de theorie geen plaats heeft gekregen in de "[[mainstream (stroming)|mainstream]]" [[psychologie]].


• [http://web.lemoyne.edu/index.html/ ''International Journal for Dialogical Science'']
Een ander gebrek is het ontbreken van onderzoeksprocedures die in voldoende mate garanderen dat data van verschillende onderzoekers onderling uitgewisseld kunnen worden. Weliswaar zijn er verschillende onderzoeksgereedschappen ontwikkeld, maar geen van die wordt gebruikt door een meerderheid van onderzoekers binnen het vakgebied. De breedte van de theorie en de verscheidenheid van de toepassingen lijken als neveneffect te hebben, dat de diverse onderliggende onderzoeksgebieden betrekkelijk geïsoleerd zijn.


• [http://www.dialogicalscience.com// ''5th International Conference on the Dialogical Self'']  
Andere kritiek die geuit wordt, is dat het wetenschappelijke werk aan de theorie tot nog toe te zeer een verbaal karakter heeft. De theorie onderkent weliswaar niet-linguïstische vormen van dialoog, maar deze vormen hebben weinig aandacht gekregen van onderzoekers.
-->
==Zie ook==
*[[Cognitieve dissonantie]]
*[[Postmodernisme]]
*[[Zelfconfrontatiemethode]]


[http://www.socsci.kun.nl/psy/congress2000// ''1st International Conference on the Dialogical Self'']  
*Naar aanleiding van een symposium over Dialogical Self zond de de [http://www.vpro.nl/programma/marathoninterview/afleveringen/2599347/ VPRO op 2 juni 2000] ‘n ± 20 minuten durend interview met prof.dr.H.J.M.Hermans, hoogleraar persoonlijkheidsleer aan de Universiteit van Nijmegen, uit.  [http://www.vpro.nl/programma/marathoninterview/afleveringen/2599347/media/13506173/ Het interview na is na het nieuws ± 6/7 minuten]


[http://web.lemoyne.edu/~hevern/narpsych/nr-theorists.html/ ''Narrative psychology'']  
==Externe links==
*[http://web.lemoyne.edu/~hevern/ISDS/ International Society for Dialogical Science]
*[http://www.socsci.kun.nl/psy/congress2000/ 1st International Conference on the Dialogical Self'']
*[http://www.dialogicalscience.com/ 5th International Conference on the Dialogical Self]
*[http://dialogicalscience.cognitiveanalytic.gr/ 6th International Conference on the Dialogical Self'']


• [http://web.lemoyne.edu/~hevern/narpsych/nr-theorists-hijkl.html/ ''Narrative psychotherapy'']
{{bron|bronvermelding={{references}}{{Wikidata|q1996523}} }}


[[Categorie:Psychologie]]
[[Categorie:Psychologie]]

Huidige versie van 12 feb 2015 om 21:49

De Dialogical Self Theory is een door de Nederlandse psychologen Hubert Hermans en Harry Kempen geformuleerde theorie. Deze theorie, eind 20ste eeuw geïntroduceerd, verenigt elementen uit de psychologie en de literatuurwetenschap.[1]

De theorie is gebaseerd op het dialogische zelf, ook wel het meerstemmig zelf genoemd, een begrip dat verwijst naar innerlijke tweegesprekken. Het begrip vooronderstelt een menselijk vermogen om intern verschillende rollen op zich te nemen; de persoon die spreekt (bijvoorbeeld de criticus) en degene die toegesproken wordt (bijvoorbeeld degene die faalt) vertegenwoordigen dan verschillende facetten van het zelf.

Overzicht

De DST brengt twee concepten samen: zelf en dialoog. In de moderne psychologie wordt het zelf veelal voorgesteld als iets interns, iets dat zich afspeelt binnen de huid van de persoon. De dialoog wordt dan gezien als iets externs dat zich afspeelt in de communicatie tussen verschillende personen. De DST herkent een samenhang tussen het zelf en de maatschappij.[2] Ze doet dit door een vergelijking te trekken tussen processen zoals die zich afspelen tussen mensen onderling en processen binnen het leven van één persoon.

Zo kan iemand van zichzelf houden, zichzelf haten, medelijden hebben met zichzelf, zichzelf verwennen, verwijten maken, onderzoeken, tegenspreken en op strenge wijze toespreken. Op sommige momenten heeft de persoon zichzelf in de hand, maar op andere momenten wordt hij overmeesterd door zichzelf. Personen kunnen zelfs in de loop van de tijd van zichzelf of van een specifiek deel van zichzelf vervreemd raken. In de literatuur zijn hiervan ook bekende voorbeelden te vinden zoals de beroemde passage in Goethes Faust waarin gezegd wordt: “Zwei Seelen wohnen, ach! in meiner Brust, Die eine will sich von der andern trennen; Die eine hält, in derber Liebeslust, Sich an die Welt mit klammernden Organen”.

De DST gaat een stap verder en veronderstelt niet slechts twee “zielen in één borst”, maar meerdere ik-posities die, naar het geval wil, elkaar kunnen bestrijden, verwaarlozen of onderdrukken, of juist elkaar kunnen aanvullen, verrijken en stimuleren. Onder de relaties die tussen de verschillende ik-posities kunnen bestaan, zijn er twee die in de DST van centraal belang zijn, namelijk monologische en dialogische. Bij monologische relaties zijn ik-posities (of stemmen) in het zelf zo dominerend dat ze andere niet aan het woord laten en niet bereid zijn om naar andere te luisteren. Dialogische relaties ontstaan als de verschillende ik-posities bereid zijn naar elkaar te luisteren en elkaar antwoord te geven vanuit hun eigen perspectief en vanuit hun specifieke ervaringen.

Historische achtergrond

De DST is in de eerste plaats geïnspireerd door het gedachtegoed van William James en Michail Bachtin, die leefden en werkten in verschillende landen (resp. de Verenigde Staten en Rusland), in verschillende vakgebieden (respectievelijk psychologie en literatuurwetenschappen) en afkomstig zijn uit verschillende theoretische tradities (respectievelijk pragmatisme en “dialogism”).

Zoals het samengestelde begrip “dialogical self” suggereert, is de DST niet zonder meer te plaatsen binnen een van die beide tradities, maar eerder op hun raakvlak. Als theorie over het zelf is zij geïnspireerd door James, als dialogische theorie door de inzichten van Bakhtin. De DST beschouwt het zelf als een “society of mind,” oftewel een stukje maatschappij binnen de persoon (die dan weer deel uitmaakt van een grotere maatschappij). Dit komt onder meer tot uitdrukking in onderzoek dat nagaat in hoeverre het opgroeien in verschillende sociale situaties of verschillende culturen weerspiegeld wordt in een toename van het aantal en de heterogeniteit van ik-posities in het repertoire van het zelf.

Een andere inspiratiebron van de DST is de narratieve psychologie, zoals in de jaren 80 van de 20e eeuw gepropageerd door Jerome Bruner[3] en Theodore Sarbin(1993).[4] Beide auteurs betogen dat een verhaal, in tegenstelling tot een redenering en een cognitie, verbonden is aan een bepaald moment in de tijd en een bepaalde plaats in de ruimte ("Er was eens..."). De DST gaat daar op verder vanuit de gedachte dat de verhalen die mensen over zichzelf vertellen voortkomen uit specifieke ik-posities (bijvoorbeeld het ik als kind van vroeg overleden ouders, het ik als ambitieuze professional of het ik als globetrotter) die in de ruimte en in de tijd een positie in nemen ten opzichte van andere ik-posities.

Theoretische achtergrond

Anders dan veel hedendaagse opvattingen erkent het samengestelde concept “dialogical self” geen tweedeling tussen zelf en ander. Functionerend als een “minimaatschappij", wordt het zelf bevolkt door een veelheid van ik-posities die het vermogen hebben om dialogische relaties met elkaar aan te gaan. Tegelijkertijd is het zelf in staat om, in overeenstemming met de inzichten van George Herbert Mead, handelend op te treden in de maatschappij.

In de DST wordt het zelf voorgesteld als iets waarbij ook de omgeving een rol speelt, dat wil zeggen individuen en groepen in de maatschappijomgeving worden weerspiegeld (geïnternaliseerd) als posities in de mini-maatschappij van het zelf. Er zijn dan in het zelf niet alleen posities aanwezig van interne herkomst (bijvoorbeeld ik als zoon van mijn moeder, ik als docent, ik als liefhebber van klassieke muziek), maar ook posities van externe herkomst (bijvoorbeeld mijn vader, mijn leerlingen, de groepen waarmee ik me verbonden voel).

In deze theorie wordt de ander niet simpelweg voorgesteld als aanwezig buiten het zelf, maar ook als een intrinsiek deel ervan. Er is niet alleen de feitelijke ander die zich buiten het zelf bevindt, maar ook de voorstelling van de ander, die wordt opgenomen als de ander-in-het-zelf. Een gevolg van deze vooronderstelling is dat dialogische processen, zoals zelf-afspraken, zelf-consultatie, zelf-conflicten en zelf-kritiek, zich kunnen afspelen in verschillende domeinen van het zelf: binnen het interne domein (bijvoorbeeld “Als levensgenieter ben ik het oneens met mezelf als ambitieuze werker”), tussen het interne en externe domein (bijvoorbeeld “Ik zou dit graag willen maar de stem van mijn opvoeder in mij laat merken daar moeite mee te hebben”) en binnen het externe domein (bijvoorbeeld “De manier waarop mijn collega’s met elkaar omgaan heeft me doen besluiten om te zoeken naar een andere baan”).

Organisatie

Er bestaat een International Journal for Dialogical Science (IJDS), gewijd aan theoretische vraagstukken, empirisch onderzoek en toepassingen.

Tevens zijn er tweejaarlijkse International Conferences on the Dialogical Self, die georganiseerd worden in verschillende steden: Nijmegen (2000), Nederland; Gent, België (2002); Warschau, Polen (2004); Braga, Portugal (2006); Cambridge, Verenigd Koninkrijk (2008); en Athene, Griekenland (2010).

Publicaties en toepassingsvelden

Na de eerste, psychologische, publicatie over de DST[5] is de theorie toegepast in een breed scala van onderzoeksgebieden, bijvoorbeeld binnen de psychologie in cultuurpsychologie,[6] experimentele sociale psychologie,[7] Jungiaanse psychoanalyse,[8] mediapsychologie,[9] narratieve psychologie,[10] psychologie van globalisering,[11] onderwijspsychologie,[12] ontwikkelingspsychologie,[13] persoonlijkheidspsychologie,[14] psychopathologie,[15] en psychotherapie.[16]

Verder heeft de theorie een aantal eerste toepassingen gevonden buiten de grenzen van de psychologie, zoals bijvoorbeeld in de hersenwetenschap,[17] culturele antropologie,[18] filosofie,[19] literatuurwetenschap,[20] en geschiedenis.[21]

In Nederland wordt de DST onder meer toegepast in teams binnen organisaties.[22][23] De teamleden vertellen elk hun verhaal over de organisatie waarvan ze deel uitmaken. Deze verhalen leiden tot een analyse waarbij de gemeenschappelijke elementen van die verhalen, inclusief hun gevoelsmatige betekenis, expliciet gemaakt worden. De gedeelde waarden die daarin doorspelen worden vervolgens onderzocht op de betekenis die ze hebben voor de missie van de organisatie.

Ook wordt de theorie toegepast bij mensen die afkomstig zijn uit verschillende culturen.[24] De culturen worden daarbij voorgesteld als ik-posities (bijvoorbeeld ik als Nederlandse vs. ik als Turkse). Op deze manier is dan te belichten of de persoonlijke waarden die met deze posities samenhangen met elkaar conflicteren of wederzijds aanvullend zijn. Zo'n diagnostisch onderzoek kan gebruikt worden als uitgangspunt voor een begeleidingsproces om onverzoenlijk lijkende culturele posities te integreren op een wijze zo dat elke positie een plaats krijgt in het zelf zonder dat de ene door de andere wordt onderdrukt.

Zie ook

Externe links

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º Hermans, H.J.M., & Kempen, H.J.G. (1993). The Dialogical Self: Meaning as movement. San Diego, Cal: Academic Press.
  2. º Hermans, H.J.M., Dimaggio, G. (2007). "Self, identity, and globalization in times of uncertainty: A dialogical analysis". Review of General Psychology, 11 (1), 31-61.
  3. º Bruner, J. (1986). Actual minds, possible worlds. Cambridge, MA: Harvard University Press.
  4. º Sarbin, Th.R. (red) (1986). Narrative psychology: The storied nature of human conduct. New York: Praeger.
  5. º Hermans, H.J.M., Kempen, H.J.G., & Van Loon, R.J.P. (1992). "The dialogical self: Beyond individualism and rationalism". American Psychologist, 47, 23–33.
  6. º Bhatia, S. (2007). American karma: Race, culture, and identity in the Indian diaspora. New York: New York University Press.
  7. º Stemplewska-Zakowicz, K., Walecka, J., & Gabinska, A. (2006). "As many selves as interpersonal relations (or maybe even more)". International Journal for Dialogical Science, 1, 71–94.
  8. º Beebe, J. (2002). "An archetypical model of the self in dialogue". Theory & Psychology, 12, 267–280.
  9. º Van Halen, C., & Janssen, J. (2004). "The usage of space in dialogical self-construction: From Dante to cyberspace". Identity: An International Journal of Theory and Research, 4, 389–405.
  10. º Gillespie, A. (2005). "Malcolm X and his autobiography: Identity development and self-narration". Culture & Psychology, 11(1), 77–88.
  11. º Hermans, H.J.M., & Dimaggio, G. (2007). "Self, identity, and globalization in times of uncertainty: A dialogical analysis". Review of General Psychology, 11, 31-61.
  12. º Akkerman, S., Admiraal, W., Simons, R.J., & Niessen, T. (2006). "Considering diversity: Multivoicedness in international academic collaboration". Culture & Psychology, 12, 461–485.
  13. º Bertau, M.-C. (2004). "Developmental origins of the dialogical self: Some significant moments". In H. J. M. Hermans & G. Dimaggio (Eds.), The dialogical self in psychotherapy (p. 29–42). London: Brunner-Routledge.
  14. º Puchalska-Wasyl, M., Chmielnicka-Kuter, E. & Oles, P. (2008). "From internal interlocutors to psychological functions of dialogical activity". Journal of Constructivist Psychology, 21, 239–269.
  15. º Lysaker, P.H., & Lysaker, J.T. (2008). Schizophrenia and the fate of the self. Oxford, UK: Oxford University Press.
  16. º Hermans, H.J.M., & Dimaggio, G. (2004). The dialogical self in psychotherapy. New York: Brunner & Routledge.
  17. º Lewis, M.D. (2002). "The dialogical brain: Contributions of emotional neurobiology to understanding the dialogical self". Theory & Psychology, 12, 175–190.
  18. º Gieser, T. (2006). "How to transform into goddesses and elephants: Exploring the potentiality of the dialogical self". Culture & Psychology, 12, 443–459.
  19. º Barresi, J. (2002). 'From "the thought is the thinker" to "the voice is the speaker": William James and the dialogical self'. Theory & Psychology, 12, 237–250.
  20. º Rojek, B. (2009). "In quest of identity: Reading Tabucchi in the light of Hermans’ concept of the dialogical self". Psychology of Language and Communication, 13, 89-97.
  21. º Gillespie, A, Cornish, F., Aveling, E-L., & Zittoun, T. (2007). "Conflicting community commitments: A dialogical analysis of a British woman's World War II diaries". Journal of Community Psychology, 36, 35–52.
  22. º Van Loon, R. & Wijsbek, J. (Red.)(2003). De organisatie als verhaal. Assen: Van Gorcum.
  23. º Wijsbek, J. (2009). De dialogische organisatie. Assen: Van Gorcum.
  24. º Clarke, K. (2003). "Met jezelf in gesprek gaan: de Zelfkonfrontatiemethode en burn-out". In R. van Loon & J. Wijsbek (Red.), De organisatie als verhaal (p. 176-195). Assen: Van Gorcum.
rel=nofollow
q1996523 op Wikidata  Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)
rel=nofollow
rel=nofollow