Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Sleedoorn: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 21: Regel 21:
De plant vermeerdert zich door [[zaad (plant)|zaden]] en door wortelopslag. De sleedoorn is door zijn [[doorn (plant)|doorn]]s redelijk beschermd tegen de vraat van [[grote grazers]]. Wanneer hij eenmaal aangeslagen is, neemt hij meer en meer ruimte in. Dit biedt dan tevens de gelegenheid aan bomen als de [[eik]] om tot wasdom te komen.
De plant vermeerdert zich door [[zaad (plant)|zaden]] en door wortelopslag. De sleedoorn is door zijn [[doorn (plant)|doorn]]s redelijk beschermd tegen de vraat van [[grote grazers]]. Wanneer hij eenmaal aangeslagen is, neemt hij meer en meer ruimte in. Dit biedt dan tevens de gelegenheid aan bomen als de [[eik]] om tot wasdom te komen.


==Plagen==
==Beschrijving==
In mei spint de [[Yponomeutidae]] (''Yponomeuta'') zich in en zet eitjes af. In deze nesten ontwikkelen zich vele jonge [[rups]]en, die de planten praktisch kaal kunnen vreten.
Stengels Oudere takken eindigen in een doorn, jonge takken zijn dof viltig. Bladeren De eironde tot lancetvormige bladeren hebben de grootste breedte boven het midden. Ze zijn matgroen, gezaagd en 2 tot 4 cm groot. De bladsteel is 0,4 tot 1 cm lang. Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande bloemen groeien dicht bij elkaar op korte takjes. Ze verschijnen voor de bladeren en worden 1 tot 1,5 cm groot. De kroonbladen zijn wit, langwerpig en 5 tot 8 mm lang. De kelkbladen zijn onregelmatig en fijn getand. Een bloem bevat ongeveer 20 meeldraden. Vruchten Een steenvrucht. De rechtopstaande vruchten zijn bol- tot eivormig, 1 tot 1½ cm in doorsnee en blauw tot blauwzwart van kleur. Ze groeien op korte stelen en zijn wrang van smaak. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
 
De [[sleedoornpage]] heeft de sleedoorn als [[waardplant]]. De vlinder legt de eitjes in de oksels van takken, waar de eitjes overwinteren. In het voorjaar komen de eitjes uit en vreten de rupsjes van het blad.
 
De rupsen van de [[pruimenmot]] eten juist van de vruchten.
 
==Volksgeneeskunde==
In de [[volksgeneeskunde]] worden sleedoornbessen gebruikt wegens hun samentrekkende (adstringerende) werking.<ref>{{aut|Varga E, Domokos E, Fogarasi E, Steanesu R, Fülöp I, Croitoru MD, Laczkó-Zöld E.}}, ''Polyphenolic compounds analysis and antioxidant activity in fruits of Prunus spinosa L.'' In: Acta Pharm Hung. 2017;87(1):19-25. PMID 29489094</ref>


==Etymologie==
==Etymologie==
Regel 35: Regel 28:


==Ecologie==
==Ecologie==
===Bodem===
;Bodem
Zonnige tot half beschaduwde plaatsen (vaak als pionier) op vrij droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond (lemig zand, mergel, löss, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).
Zonnige tot half beschaduwde plaatsen (vaak als pionier) op vrij droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond (lemig zand, mergel, löss, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).
===Groeiplaats===
;Groeiplaats
Bossen (lichte plaatsen in loofbossen), heggen, bosranden, struwelen, kapvlakten, bermen, dijken, zeeduinen, zandige uiterwaarden, afgravingen (kleigroeven), steile kalkhellingen, akkers (steile kanten langs akkers), langs spoorwegen (spoorbermen) en rivierduinen (zandduintjes langs rivieren).
Bossen (lichte plaatsen in loofbossen), heggen, bosranden, struwelen, kapvlakten, bermen, dijken, zeeduinen, zandige uiterwaarden, afgravingen (kleigroeven), steile kalkhellingen, akkers (steile kanten langs akkers), langs spoorwegen (spoorbermen) en rivierduinen (zandduintjes langs rivieren).


Biotoopvoorkeur: struwelen
'''Biotoopvoorkeur:''' struwelen
Levensduur: langlevend
 
Levensvorm: phanerofyt
'''Levensduur:''' langlevend
Zaadbank: zeer kortlevend (< 1 jaar)
 
Bloeitijd: april - mei
'''Levensvorm:''' phanerofyt
===Bodem===
 
Zonnige tot half beschaduwde plaatsen (vaak als pionier) op vrij droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond (lemig zand, mergel, löss, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).
'''Zaadbank:''' zeer kortlevend (< 1 jaar)
===Groeiplaats===
 
Bossen (lichte plaatsen in loofbossen), heggen, bosranden, struwelen, kapvlakten, bermen, dijken, zeeduinen, zandige uiterwaarden, afgravingen (kleigroeven), steile kalkhellingen, akkers (steile kanten langs akkers), langs spoorwegen (spoorbermen) en rivierduinen (zandduintjes langs rivieren).
'''Bloeitijd:''' april mei
 
'''Bodem:''' Zonnige tot half beschaduwde plaatsen (vaak als pionier) op vrij droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond (lemig zand, mergel, löss, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).


==Verspreiding== <ref>Verspreidingsatlas planten. 13 mei 2016, https://www.verspreidingsatlas.nl/planten.</ref>
==Verspreiding==
===Nederland===
;Nederland
Vrij algemeen in het zuidoosten, op de zandgronden en in de duinstreek en zeldzaam in Zuid-en Noord-Holland en het Fries-Groningse kleigebied.
Vrij algemeen in het zuidoosten, op de zandgronden en in de duinstreek en zeldzaam in Zuid-en Noord-Holland en het Fries-Groningse kleigebied.
===Vlaanderen===
;Vlaanderen
Algemeen, maar minder algemeen in de Kempen en de Vlaamse zandstreek.
Algemeen, maar minder algemeen in de Kempen en de Vlaamse zandstreek.
===Wallonië===
;Wallonië
Algemeen.
Algemeen.
===Wereld===
;Wereld
In Europa, noordelijk tot in Zuid-Scandinavië en zuidelijk tot in Midden-Spanje en het zuidoosten van de Kaukasus. Ook in Zuidwest-Azië en Noordwest-Afrika. Ingeburgerd in Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland.
In Europa, noordelijk tot in Zuid-Scandinavië en zuidelijk tot in Midden-Spanje en het zuidoosten van de Kaukasus. Ook in Zuidwest-Azië en Noordwest-Afrika. Ingeburgerd in Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland.<ref>Verspreidingsatlas planten. 13 mei 2016, https://www.verspreidingsatlas.nl/planten.</ref>
 
==Plagen==
In mei spint de [[Yponomeutidae]] (''Yponomeuta'') zich in en zet eitjes af. In deze nesten ontwikkelen zich vele jonge [[rups]]en, die de planten praktisch kaal kunnen vreten.
 
De [[sleedoornpage]] heeft de sleedoorn als [[waardplant]]. De vlinder legt de eitjes in de oksels van takken, waar de eitjes overwinteren. In het voorjaar komen de eitjes uit en vreten de rupsjes van het blad.
 
De rupsen van de [[pruimenmot]] eten juist van de vruchten.


==Beschrijving==
==Volksgeneeskunde==
Stengels Oudere takken eindigen in een doorn, jonge takken zijn dof viltig. Bladeren De eironde tot lancetvormige bladeren hebben de grootste breedte boven het midden. Ze zijn matgroen, gezaagd en 2 tot 4 cm groot. De bladsteel is 0,4 tot 1 cm lang. Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande bloemen groeien dicht bij elkaar op korte takjes. Ze verschijnen voor de bladeren en worden 1 tot 1,5 cm groot. De kroonbladen zijn wit, langwerpig en 5 tot 8 mm lang. De kelkbladen zijn onregelmatig en fijn getand. Een bloem bevat ongeveer 20 meeldraden. Vruchten Een steenvrucht. De rechtopstaande vruchten zijn bol- tot eivormig, 1 tot 1½ cm in doorsnee en blauw tot blauwzwart van kleur. Ze groeien op korte stelen en zijn wrang van smaak. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
In de [[volksgeneeskunde]] worden sleedoornbessen gebruikt wegens hun samentrekkende (adstringerende) werking.<ref>{{aut|Varga E, Domokos E, Fogarasi E, Steanesu R, Fülöp I, Croitoru MD, Laczkó-Zöld E.}}, ''Polyphenolic compounds analysis and antioxidant activity in fruits of Prunus spinosa L.'' In: Acta Pharm Hung. 2017;87(1):19-25. PMID 29489094</ref>


==Verwijzingen==
==Verwijzingen==

Huidige versie van 8 okt 2021 om 16:08

rel=nofollow

De sleedoorn (Prunus spinosa) is een plant uit de rozenfamilie (Rosaceae). De soort komt van nature voor in de Benelux, waar de plant met name langs bosranden voorkomt. De plant is een heester die 2-6 m hoog wordt.

De bloei is van maart tot april en de bestuiving vindt plaats door insecten, met name door de honingbij. Vanaf augustus draagt de plant vruchten: sleedoornbessen, sleebessen of sleepruimen. De naam is afgeleid van de wrange smaak: een ander woord voor ’wrang’ was ’slee’. De wrange smaak en het samentrekkende, stroeve gevoel in de mond is een gevolg van de grote hoeveelheid tannines in de bes. De sleebes is pas lekker nadat de vorst er over heen geweest is. De vruchten worden verwerkt tot jam, vruchtenmoes, vruchtensap, likeur (sloe gin of Pacharán), vruchtenwijn en brandewijn. Het hout is zeer hard.

De plant vermeerdert zich door zaden en door wortelopslag. De sleedoorn is door zijn doorns redelijk beschermd tegen de vraat van grote grazers. Wanneer hij eenmaal aangeslagen is, neemt hij meer en meer ruimte in. Dit biedt dan tevens de gelegenheid aan bomen als de eik om tot wasdom te komen.

Beschrijving

Stengels Oudere takken eindigen in een doorn, jonge takken zijn dof viltig. Bladeren De eironde tot lancetvormige bladeren hebben de grootste breedte boven het midden. Ze zijn matgroen, gezaagd en 2 tot 4 cm groot. De bladsteel is 0,4 tot 1 cm lang. Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande bloemen groeien dicht bij elkaar op korte takjes. Ze verschijnen voor de bladeren en worden 1 tot 1,5 cm groot. De kroonbladen zijn wit, langwerpig en 5 tot 8 mm lang. De kelkbladen zijn onregelmatig en fijn getand. Een bloem bevat ongeveer 20 meeldraden. Vruchten Een steenvrucht. De rechtopstaande vruchten zijn bol- tot eivormig, 1 tot 1½ cm in doorsnee en blauw tot blauwzwart van kleur. Ze groeien op korte stelen en zijn wrang van smaak. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Etymologie

Prunus is misschien afgeleid van het Griekse πρωινός, prōoinos (vroegtijdig), dat op het vroeg rijp zijn van de vruchten van de wilde pruim zou slaan. Spinosa betekent „met dorens”.

Ecologie

Bodem

Zonnige tot half beschaduwde plaatsen (vaak als pionier) op vrij droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond (lemig zand, mergel, löss, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).

Groeiplaats

Bossen (lichte plaatsen in loofbossen), heggen, bosranden, struwelen, kapvlakten, bermen, dijken, zeeduinen, zandige uiterwaarden, afgravingen (kleigroeven), steile kalkhellingen, akkers (steile kanten langs akkers), langs spoorwegen (spoorbermen) en rivierduinen (zandduintjes langs rivieren).

Biotoopvoorkeur: struwelen

Levensduur: langlevend

Levensvorm: phanerofyt

Zaadbank: zeer kortlevend (< 1 jaar)

Bloeitijd: april – mei

Bodem: Zonnige tot half beschaduwde plaatsen (vaak als pionier) op vrij droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond (lemig zand, mergel, löss, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).

Verspreiding

Nederland

Vrij algemeen in het zuidoosten, op de zandgronden en in de duinstreek en zeldzaam in Zuid-en Noord-Holland en het Fries-Groningse kleigebied.

Vlaanderen

Algemeen, maar minder algemeen in de Kempen en de Vlaamse zandstreek.

Wallonië

Algemeen.

Wereld

In Europa, noordelijk tot in Zuid-Scandinavië en zuidelijk tot in Midden-Spanje en het zuidoosten van de Kaukasus. Ook in Zuidwest-Azië en Noordwest-Afrika. Ingeburgerd in Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland.[1]

Plagen

In mei spint de Yponomeutidae (Yponomeuta) zich in en zet eitjes af. In deze nesten ontwikkelen zich vele jonge rupsen, die de planten praktisch kaal kunnen vreten.

De sleedoornpage heeft de sleedoorn als waardplant. De vlinder legt de eitjes in de oksels van takken, waar de eitjes overwinteren. In het voorjaar komen de eitjes uit en vreten de rupsjes van het blad.

De rupsen van de pruimenmot eten juist van de vruchten.

Volksgeneeskunde

In de volksgeneeskunde worden sleedoornbessen gebruikt wegens hun samentrekkende (adstringerende) werking.[2]

Verwijzingen

  1. º Verspreidingsatlas planten. 13 mei 2016, https://www.verspreidingsatlas.nl/planten.
  2. º Varga E, Domokos E, Fogarasi E, Steanesu R, Fülöp I, Croitoru MD, Laczkó-Zöld E., Polyphenolic compounds analysis and antioxidant activity in fruits of Prunus spinosa L. In: Acta Pharm Hung. 2017;87(1):19-25. PMID 29489094

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Prunus spinosa op Wikimedia Commons