Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Klapschaats: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
[[Afbeelding:800px-Klapschaats.png|400px|thumb|right|<center> Een ''gewone [[schaats]]'' en een [[klapschaats]]. </center>]]
De '''klapschaats''' is een type schaats dat gebruikt wordt bij het langebaan schaatsen. Bij een 'conventionele' schaats is het ijzer op twee punten (voor en achter) bevestigd aan de schoen, bij de klapschaats bij slechts één, aan de neus. Deze ene bevestiging bestaat uit een veer waardoor het ijzer kan 'klappen' en hierdoor langer contact houdt met het ijs. {{Zijbalk schaatsen}}
De '''klapschaats''' is een type schaats dat gebruikt wordt bij het langebaan schaatsen. Bij een 'conventionele' schaats is het ijzer op twee punten (voor en achter) bevestigd aan de schoen, bij de klapschaats bij slechts één, aan de neus. Deze ene bevestiging bestaat uit een veer waardoor het ijzer kan 'klappen' en hierdoor langer contact houdt met het ijs. {{Zijbalk schaatsen}}


Regel 24: Regel 26:


==Referentie==
==Referentie==
<references/>
{{reflist}}


[[Categorie:Schaatsen]]
[[Categorie:Schaatsen]]

Huidige versie van 24 dec 2010 om 11:20

Een gewone schaats en een klapschaats.

De klapschaats is een type schaats dat gebruikt wordt bij het langebaan schaatsen. Bij een 'conventionele' schaats is het ijzer op twee punten (voor en achter) bevestigd aan de schoen, bij de klapschaats bij slechts één, aan de neus. Deze ene bevestiging bestaat uit een veer waardoor het ijzer kan 'klappen' en hierdoor langer contact houdt met het ijs.

Schaatsen
Geschiedenis
Hardrijden
Marathonschaatsen
Elfstedentocht
Natuurijsklassiekers
Langebaanschaatsen
Grote vierkamp
Kleine vierkamp
Kortebaanschaatsen
Shorttrack
Schoonrijden
Kunstrijden
Toerschaatsen
Schaats
Noor
Klapschaats
Friese doorloper
IJsbaan
Kunstijsbaan
Kunstbaan
Natuurijsbaan
ISU
KNSB
IJsdweilmachine
IJsmeester
Klunen
Schaatspak
Dweilpauze
Schaatsblokje
Wintersporten

Uitvinding

De klapschaats werd in 1980 uitgevonden door Gerrit Jan van Ingen Schenau, destijds verbonden aan de Faculteit voor Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit van Amsterdam. Het originele idee van klapschaatsen is echter veel ouder, er is een ontwerp bekend uit 1894 en er is toen octrooi[1] op aan gevraagd.

Revolutie

De revolutie van de moderne klapschaats begon in het gewest Zuid-Holland. In het seizoen '92/'93 werd er gestart met een experiment door de juniorenselecties van het gewest te laten rijden op klapschaatsen. Dit gebeurde vooral onder impuls van gewestelijk trainers Erik van Kordelaar en Dick de Bles. De eerste reed zelf al sinds 1989 op deze schaatsen en was er zeer succesvol mee op zijn niveau, hij schaatste zelf ook wedstrijden. Van Kordelaar had bewegingswetenschappen gestudeerd en was door van Ingen Schenau enthousiast geraakt. Het seizoen van '94/'95 werd een waar succesverhaal voor deze junioren teams. Vooral André Vreugdenhil, veel later uitkomend voor België, stond in de picture met vier Nederlandse titels (Korte Baan, Supersprint, Sprint en Allround), maar ook de andere junioren verpulverden hun persoonlijk records en maakten een opmars door op het nationale podium. Aanvankelijk werd er lacherig gedaan over dit fenomeen, maar al snel verstomde het lachen en maakte plaats voor interesse en jaloezie. Het jaar daarna maakte ook de Friesche junioren selectie de overstap en was de correlatie tussen het succes en de "nieuwe" schaats niet meer te verbloemen. Wel deden allerlei indianenverhalen nog de ronde dat bij een bepaalde snelheid het effect weg zou vallen of dat alleen slechte schaatsers er profijt van zouden hebben.

De schaats werd pas aan de top in 1996 echt in gebruik genomen, en wel door het Nederlandse damesteam. Toen Tonny de Jong hier direct baat bij had, volgde de buitenlandse concurrentie snel, en al bij de Olympische Winterspelen van 1998 in Nagano reed vrijwel iedere schaatser op klapschaatsen. Een ware regen van wereldrecords volgde; menig record werd met meerdere secondes aangescherpt.

Het schaatsen op de klapschaats vereist echter wel een andere manier van schaatsen. Deze overstap viel de ene topschaatser zwaarder dan de andere, en resulteerde erin dat verschillende topsporters hun schaatsen aan de wilgen hingen. Niet altijd voorgoed, overigens. Onder meer de Nederlandse sprinter Gerard van Velde slaagde erin om, na enig oefenen, de techniek alsnog onder de knie te krijgen en weer een factor van betekenis te zijn binnen de wereldtop.


Het voordeel van de klapschaats

Met de klapschaats is het mogelijk om een volledige strekking van het been te maken inclusief de kuitstrekkers, zoals men ook doet als men een sprong maakt. Dit is niet mogelijk met vaste schaatsen daar een strekking van de kuitspieren daarbij resulteert in het vastboren van de punt van de schaats in het ijs (het zogenaamde punteren). Dit punteren remt de beweging daar de bewegende schaats ineens verankerd wordt in een vast punt op het ijs. De klapschaats heeft dit probleem niet omdat het ijzer gewoon in zijn geheel op het ijs blijft en kan doorglijden (de hak van de schoen komt los van het ijzer). Aan te tonen is dat deze strekking van de kuit een belangrijke bijdrage levert aan de sprongkracht. Van Ingen Schenau had hier een model voor genaamd "The Jumping Jack", een springend poppetje waarbij de kuitstrekking kunstmatig aan- of uitgezet kon worden. Met kuitstrekkers aan was duidelijk te zien dat het poppetje veel hoger sprong dan zonder. Het kunnen inzetten van de kuitstrekkers draagt ook bij aan een hoger mechanisch rendement van de beweging: er kan meer arbeid worden geleverd omdat meer spieren effectief aan de beweging bijdragen. Een andere voordeel van de klapschaats is dat de beweging natuurlijker wordt (het strekken van de kuit hoeft niet meer onderdrukt te worden) en daardoor meer ontspannen kan worden uitgevoerd. In het begin vonden goede (vaste) schaatsers dit een nadeel omdat men dacht dat de klapschaats stimuleerde tot het aanleren van een slordige techniek. Het was niet ongewoon dat de training werd uitgevoerd op vaste schaatsen en in de wedstrijd pas de klapschaatsen werden ondergebonden. Maar vooral bij lange afstanden, waar de vermoeidheid een sterke rol speelt, is het voordeel door het meer ontspannen te kunnen schaatsen niet te ontkennen.

Materiaal

De eerste schaats was nog een prototype en had last van allemaal kinderziektes zoals speling, vastplakken van de schaats in de houder door water en brekende veren. Ook hadden rijders problemen met starten daar het niet meer mogelijk was om een puntstart te maken (punt vastzetten in het ijs), zoals men gewend was met vaste schaatsen. Er is een schaats verschenen met een oplossing voor dit probleem (het zogenaamde startmechanisme) ontworpen door Arnold Barends, maar deze is nooit op grote schaal uitgewerkt. Al vrij snel hadden de grote schaatsfabrikanten door dat de klapschaats een veelbelovende ontwikkeling was en ontwikkelden ze allerlei verbeterde versies.

Referentie

rel=nofollow